Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 18 de Enero de 2008

Datum uitspraak18 de Enero de 2008
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

18 januari 2008

Eerste Kamer

Nr. C06/111HR

RM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats]

EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,

advocaat: mr. K.G.W. van Oven,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats], BelgiÎ,

VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,

advocaten: mr. M. Ynzonides en mr. E.D. van Geuns.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

  1. Het geding in feitelijke instanties

    [Verweerder] heeft bij exploot van 22 januari 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Groningen en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 473.538,62, althans de door de rechtbank in goede justitie te bepalen som, met rente en kosten.

    [Eiser] heeft de vordering bestreden.

    Na een tussenvonnis van 5 april 2002, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 14 mei 2003 de vordering afgewezen.

    Tegen het eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.

    Bij tussenarrest van 28 december 2005 heeft het hof [verweerder] in de gelegenheid gesteld zich bij akte ter rolle uit te laten als omschreven in rov. 27 van dat arrest. Bij beschikking van 15 februari 2006 heeft het hof [eiser] verlof verleend tussentijds beroep in cassatie in te stellen tegen het tussenarrest.

    Het tussenarrest van het hof alsmede zijn voornoemde beslissing zijn aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het tussenarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. W.H. van Hemel, advocaat te Amsterdam, en voor [verweerder] door haar advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt in het principale beroep tot vernietiging en verwijzing en in het incidentele beroep tot verwerping.

    Bij brief van 12 oktober 2007 hebben de advocaten van [verweerder] op deze conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel in het principale beroep

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) [Eiser] heeft als advocaat, in opdracht van [A] Holding BV (hierna: Holding) een driepartijenovereenkomst (hierna ook: de driepartijenovereenkomst) opgesteld. Deze overeenkomst is in april 1993 namens Holding, [B] BV (hierna: Accomodaties) en Beheer- en Beleggingsmaatschappij Stukro (hierna: Stukro) ondertekend. De ondertekening geschiedde namens Holding en Accomodaties namens [betrokkene 1] als directeur van die vennootschappen.

    (ii) In deze overeenkomst staat dat Accomodaties machines en inventaris (hierna ook wel kortweg: de bedrijfsinventaris) voor een bedrag van ƒ 337.175,-- aan Stukro heeft verkocht en geleverd, dat Stukro de verschuldigde koopsom rechtstreeks aan Holding zal betalen, dat Accomodaties Stukro voor deze betaling kwijting zal verlenen en dat Holding het van Stukro ontvangen bedrag zal verrekenen met een vordering van ƒ 340.202,-- die zij op Accomodaties heeft. [betrokkene 1], Holding en Stukro (hierna ook: [betrokkene] c.s.) hebben de waarde van de machines en inventaris getaxeerd op ƒ 337.175,--.

    (iii) De driepartijenovereenkomst is door [eiser] opgesteld toen Accomodaties in een penibele financiÎle situatie verkeerde en mogelijk failliet zou worden verklaard. Hem was verzocht te adviseren op welke wijze de onderneming van Accomodaties kon worden voortgezet en Holding haar vordering op Accomodaties zou kunnen innen.

    (iv) Bij het tekenen van de driepartijenovereenkomst hebben [betrokkene] c.s. het risico onderkend dat de curator in een faillissement van Accomodaties de overeenkomst achteraf zou trachten te vernietigen. Met het oog daarop is in de overeenkomst het volgende opgenomen:

    "V. Ontbindende voorwaarde

  4. Deze driepartijenovereenkomst is van rechtswege in zijn geheel ontbonden, wanneer om welke reden dan ook ÈÈn of meerdere bepalingen in deze akte hun werking verliezen, tenzij partijen alsdan anders overeenkomen. De reeds nagekomen verbintenissen moeten op de onder VI beschreven wijze worden ongedaan gemaakt.

  5. ... komen partijen overeen, dat de onder V sub 1 genoemde ontbinding terugwerkt tot het moment van het ondertekenen van deze akte en zakelijke werking heeft.

    VI. Ongedaanmaking van reeds nagekomen verbintenissen

    Indien aan de ontbindende voorwaarde wordt voldaan, dienen - voor zover door de overeengekomen zakelijke werking nog nodig - de reeds nagekomen verbintenissen als volgt ongedaan worden gemaakt:

  6. Stukro wordt geacht niet aan Accomodaties te hebben gepresteerd. Accomodaties wordt geacht niet aan Holding te hebben gepresteerd.

  7. Stukro heeft aan Holding onverschuldigd betaald. Holding zal het bedrag van de onverschuldigde betaling per omgaande aan Stukro terugbetalen. Stukro heeft de verplichting met het terugontvangen bedrag de op de machines en inventarisstukken betrekking hebbende financiering af te lossen."

    (v) Stukro heeft de door haar verschuldigde koopsom voor machines en inventaris aan Holding voldaan door middel van verrekening.

    (vi) Nadat Accomodaties op 26 mei 1993 op eigen aangifte in staat van faillissement was verklaard, heeft mr. J.A. Werner als curator in dat faillissement (hierna: de curator) op 15 juni 1993 [betrokkene 1] en Holding gesommeerd de koopsom aan de failliete boedel te retourneren omdat de verkoop, althans de betaling, volgens hem paulianeus was.

    (vii) Bij brief van 23 juli 1993 heeft [eiser] - namens [betrokkene 1] en Holding - op deze sommatie gereageerd en de curator verzocht contact met hem op te nemen. In deze brief heeft [eiser] medegedeeld dat indien de ING Bank of de curator met succes een actie tegen de driepartijenovereenkomst of een gedeelte daarvan zal afronden de overeenkomst in zijn geheel en met terugwerkende kracht is ontbonden. Daarnaast heeft [eiser] geschreven dat, tenzij met de ING Bank en de curator een voor alle partijen gunstige afloop kan worden overeengekomen, [betrokkene] c.s. overwegen de driepartijenovereenkomst ontbonden te verklaren.

    (viii) Op 9 november 1993 heeft de curator [betrokkene] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle en hoofdelijke betaling gevorderd van de koopsom, alsmede van een bedrag van ƒ 1.209.625,-- wegens het beneden de waarde verkopen van de machines en de inventaris.

    (ix) Bij vonnis van die rechtbank van 26 februari 1997 - dat in kracht van gewijsde is gegaan - zijn [betrokkene] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de koopsom en zijn [betrokkene 1] en Stukro daarnaast hoofdelijk veroordeeld tot betaling van ƒ 148.519,37 (zijnde het verschil tussen de koopprijs en de reÎle waarde van de goederen) voor geleden schade, alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 1993.

    (x) In de procedure voor de rechtbank te Zwolle hebben [betrokkene] c.s. zich juridisch niet laten bijstaan door [eiser].

    (xi) Op 28 februari 1997 heeft de curator [betrokkene] c.s. gesommeerd ƒ 752.804,69 te betalen ter voldoening aan het in (ix) bedoelde vonnis. Dit bedrag bestaat uit de som van de in de driepartijenovereenkomst bedongen koopprijs inclusief BTW (ƒ 396.180,63) en het hiervoor in (ix) bedoelde bedrag van ƒ 148.519,37, vermeerderd met rente en proceskosten. [betrokkene] c.s. hebben vervolgens [eiser] per brief van 25 juni 1997 ter zake van deze claim aansprakelijk gesteld. Op 11 januari 2002 heeft Stukro deze vordering aan [verweerder] (thans verweerder in cassatie) gecedeerd.

    3.2 Stellende dat haar rechtsvoorgangster Stukro ter voldoening aan het hiervoor in 3.1 (ix) bedoelde vonnis van de rechtbank te Zwolle een bedrag van ƒ 752.804,69 aan de curator heeft betaald, vordert [verweerder] in deze procedure vergoeding van dat bedrag, vermeerderd met rente en diverse kosten. Als grond voor die vordering heeft [verweerder] aangevoerd dat [eiser] bij zijn advisering met betrekking tot de driepartijenovereenkomst een beroepsfout heeft gemaakt. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.

    3.3.1 Het hof heeft, in rov. 4 van het bestreden tussenarrest, als kern van het geschil tussen partijen aangemerkt, de vraag of [eiser] een beroepsfout jegens Stukro heeft gemaakt door haar te adviseren de driepartijenovereenkomst aan te gaan zonder daarbij te wijzen op de daaraan verbonden risico's in geval van het, dreigende, faillissement van Accomodaties.

    3.3.2 Het risico dat zich heeft verwezenlijkt bestaat, kort gezegd, hierin dat de curator weliswaar de in de driepartijenovereenkomst besloten koopovereenkomst niet heeft aangetast, maar wel op grond van art. 47 F. de betaling heeft vernietigd van de koopsom door Stukro - met goedvinden van Accomodaties - aan Holding als voldoening door Stukro namens Accomodaties van een opeisbare schuld van Accomodaties aan Holding, met gevolg dat Holding het van Stukro ontvangen bedrag van de koopprijs op grond van art. 51 F. moest teruggeven, en wel aan de curator. Bovendien heeft de curator zich nog op het standpunt gesteld (a) dat [betrokkene] c.s. onrechtmatig jegens de gezamenlijke schuldeisers van Accomodaties hebben gehandeld door samen te spannen teneinde Holding door de betaling aan haar van de aan Accomodaties verschuldigde koopsom boven andere schuldeisers van Accomodaties te bevoordelen, en daarom gehouden zijn de schade van de boedel, ter hoogte van het bedrag van de koopsom, aan de curator te vergoeden en (b) dat de in de driepartijenovereenkomst bedongen koopprijs beneden de reÎle waarde van de verkochte zaken ligt en dat [betrokkene 1] en Stukro ook in zoverre onrechtmatig hebben gehandeld door mede te werken aan de totstandkoming van de driepartijenovereenkomst. In de procedure voor de rechtbank te Zwolle heeft de zienswijze van de curator geleid tot de hiervoor in 3.1 (ix) bedoelde hoofdelijke veroordelingen.

    3.3.3 Het hof heeft, oordelende dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT