Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 29 de Enero de 2008

Datum uitspraak29 de Enero de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/6675 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant],

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 oktober 2006, 06/1413 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (hierna: College)

Datum uitspraak: 29 januari 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 18 december 2007, waar partijen niet zijn verschenen.

  2. OVERWEGINGEN

    De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    Op 16 december 2005 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend. De bezwaren van appellant zijn als volgt omschreven: "Algemene bezwaren jegens de Sociale Dienst en andere uitvoerenden (longitudinaal) 'Algemeen bezwaarschrift' ".

    Bij brief van 21 december 2005 heeft het College appellant verzocht uiterlijk 4 januari 2006 een omschrijving te geven van het besluit waartegen het bezwaar zich richt, alsmede de gronden van het bezwaar in te dienen. Daarbij is aangegeven dat bij niet nakoming het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

    Bij brief van 2 januari 2006 heeft appellant onder meer gesteld dat het bezwaar zich richt tegen elk formeel en informeel besluit c.q. schriftelijke beslissing c.q. handeling c.q. rechtshandeling c.q. levering c.q. verrichting jegens hem genomen in het verleden, heden en de nog toekomstige tijd.

    Bij besluit van 13 februari 2006 heeft het College het bezwaar van appellant op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 13 februari 2006 ongegrond verklaard.

    Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

    De Raad komt tot de volgende beoordeling.

    Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het College op goede gronden het door appellant op 16 december 2005 ingediende bezwaar op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard. Uit het bezwaarschrift van appellant blijkt niet tegen welk besluit het bezwaar is gericht en evenmin wat de gronden van het bezwaar zijn. Appellant is door het College in de gelegenheid gesteld deze verzuimen te herstellen. Naar het oordeel van de Raad is appellant, gelet op de inhoud van zijn nadien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT