Voorlopige voorziening van Rechtbank Rotterdam, Voorzieningenrechter, 11 de Febrero de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Febrero de 2008
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Reg.nr.: VBC 08/240-ZWI

Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht

in het geding tussen

A/b FinanciÎn B.V., te Aadorp, verzoekster (hierna ook: A/b),

gemachtigde mr. K. Rutten, advocaat te Utrecht,

en

Stichting Autoriteit FinanciÎle Markten (hierna: de AFM),

gemachtigde mr. P.L. Reeser Cuperus en mr. H.J. Sachse, advocaten te Amsterdam.

1 Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 28 december 2007 heeft de AFM de aanvraag van A/b om een vergunning uit hoofde van artikel 11 van de Wet financiÎle dienstverlening (hierna: de Wfd) afgewezen, onder toepassing van de artikelen 2:63, eerste lid, en 2:83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) afgewezen.

Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) hebben A/b, [X](hierna: [X]), [Y] (hierna: Y) en [Z] (hierna [Z]) bij brief van 16 januari 2008 bezwaar gemaakt.

Voorts heeft A/b bij brief van diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2008. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts zijn verschenen [X] en [Z]. De AFM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

2 Overwegingen

2.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.

Gelet op de artikelen 2:60, eerste lid, 2:63, eerste lid, onderdeel b, 2:80, eerste lid, 2:83, eerste lid, onderdeel b, en 4:10 van de Wft is het verboden in Nederland krediet aan te bieden of (daarin) te bemiddelen zonder van de AFM een vergunning te hebben verkregen en verleent de AFM een vergunning indien de aanvrager ondermeer aantoont dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van de financiÎle dienstverlener bepalen of medebepalen buiten twijfel staat.

Hoofdstuk 3 van het mede op artikel 4:10, derde lid, van de Wft gebaseerde Besluit Gedragstoezicht financiÎle ondernemingen Wft (hierna: BGfo) bevat bepalingen aan de hand waarvan de AFM ondermeer vaststelt of de betrouwbaarheid van een (mede)beleidsbepaler van een financiÎle dienstverlener buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

Ingevolge artikel 16 van de BGfo neemt de AFM bij de vaststelling of de betrouwbaarheid van een (mede) beleidsbepaler van een financiÎle dienstverlener buiten twijfel staat in aanmerking:

a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

c. de overige belangen van de financiÎle dienstverlener en de betrokkene.

Ingevolge artikel 6aa van de krachtens artikel 176 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft vastgestelde Tijdelijke regeling invoering Wft - welk artikel op 23 mei 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 is ingevoerd (Scrt. 2007, 95) - mag de financiÎle dienstverlener indien de aanvraag van een vergunning of ontheffing, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Wft door de toezichthouder is afgewezen, zijn bedrijf afwikkelen.

2.2 Feiten en omstandigheden

A/b is een per 12 januari 1979 in het handelsregister ingeschreven Besloten Vennootschap met de bedrijfsomschrijving: 'Beleggen van vermogen.'. Enig bestuurder is Belba B.V. (hierna: Belba). Belba is in het handelsregister ingeschreven per 29 oktober 1992 met de bedrijfsomschrijving: 'Het risicoloos beleggen van vermogen, waaronder medebegrepen: het bekleden van leidinggevende functies in andere ondernemingen en het aangaan en nakomen van pensioenverplichtingen t.b.v. de directieleden der vennootschap.'. De bestuurders van Belba zijn: [X] (per oprichting op 16 oktober 1992), [Y] (eveneens per 16 oktober 1992) en [Z] (per 1 september 1998).

In januari 2006 heeft A/b een vergunningaanvraag ingediend uit hoofde van de Wfd, zodat op A/b het overgangsregime van artikel 102 van de Wfd en vervolgens het overgangsregime als neergelegd in artikel 31 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft van toepassing is.

[X] heeft als (mede)beleidsbepaler van A/b op 28 april 2006 een door hem ondertekend formulier Betrouwbaarheidsonderzoek bij de AFM ingediend. Bij de vraag of betrokkene ooit als verdachte betrokken is geweest bij een strafbaar feit is het hokje nee aangekruist. Ook bij de vraag of een instelling waar de betrokkene ooit (mede)beleidsbepaler was verdacht (geweest) van een strafbaar feit is het hokje nee aangekruist. Bij de vraag of betrokkene een conflict heeft (gehad) met een (financiÎle) toezichthouder is het hokje ja aangekruist. [X] heeft daarbij de volgende toelichting gegeven op de daarvoor op het formulier bestemde plaats: 'in 1999, wegens beweerdelijk strijdigheid met WTK, in overleg met DNB tot een oplossing...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT