Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 5 de Marzo de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Marzo de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

vonnis

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht, afdeling I

Vonnis van 5 maart 2008

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 250900 / HA ZA 05-3054 van:

de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK NV, handelend als vertegenwoordigster krachtens volmacht van de naamloze vennootschap Hollandsche Bank-Unie NV,

beide banken gevestigd te Amsterdam,

eiseres in conventie, verweerster in reconventie,

verweerster in het 843a Rv-incident,

advocaat: mr. A.J. Haasjes (Amsterdam),

procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,

tegen

[de heer A.]

wonende te [B.],

gedaagde in conventie, eiser in reconventie,

eiser in het 843a Rv-incident,

advocaat: mevrouw mr. S.P. Koerselman (Zoetermeer),

procureur: mr. H.J.A. Knijff.

De rechtbank zal de partijen hierna aanduiden als ABN AMRO, HBU en [A.].

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding van 25 mei 2005, met producties 1 t/m 4 en met beslagstukken;

    - de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, met achttien producties;

    - het proces-verbaal van de comparitie van 20 september 2006 met de daarin genoemde extra stukken, dat zijn de conclusie van antwoord in reconventie met producties 5 t/m 14 en de brief van mr. Koerselman met twee extra producties;

    - de conclusie van repliek in conventie, met producties 15 t/m 23;

    - de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie met wijziging eis, tevens incidentele conclusie (art. 843a Rv);

    - de conclusie van dupliek in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident (art. 843a Rv);

    - het pleidooi van 18 oktober 2007, inclusief de ter gelegenheid daarvan door mr. Koerselman en mr. Haasjes voorgedragen pleitnota's.

    1.2. Ter pleitzitting van 18 oktober 2007 is vonnis bepaald, dat de rechtbank door interne omstandigheden pas heden kan wijzen.

  2. De feiten

    2.1Bij overeenkomst van 4 juni 2003 heeft de bank HBU aan haar cliÎnt [A.] een krediet in rekening-courant verstrekt van € 650.000,- tegen betaling van een contractuele debetrente van 4,5 % per jaar. HBU verstrekte deze geldlening aan [A.] ter financiering van diens inleg in de door hem ([A.]) te kopen 10 participatierechten van in totaal € 1.000.000,- in NovaCap Floralis Termijnfonds 2004 CV (hierna: "NovaCap Termijnfonds CV"). HBU verstrekte dit krediet aan [A.] onder de voorwaarden en tegen de zekerheden zoals in de kredietovereenkomst van 4 juni 2003 nader vermeld.

    2.2 NovaCap Termijnfonds CV voornoemd was een beleggingsfonds te Lisse met een looptijd van 1 mei 2003 tot 1 december 2004 en een totale inleg van € 85.200.000,- (852 participatierechten van € 100.000,- per stuk). Dit fonds belegde in vorderingen uit termijntransacties in nieuwe tulpenbolrassen. Een hoofdrolspeler daarbij was NovaCap Agricola BV, van welke vennootschap onder meer de heer [B.] directeur en middellijk aandeelhouder was. Voor de exacte structuur en overige details van NovaCap Termijnfonds CV verwijst de rechtbank thans kortheidshalve naar de producties, waaronder het prospectus, de informatiebrochure en de financiÎle bijsluiter van dit beleggingsfonds.

    2.3 Een andere hoofdrolspeler bij het beleggingsfonds NovaCap Termijnfonds CV en vanouds marktleider in de termijnhandel in nieuwe tulpenbolrassen was Sierteelt Bemiddelings Centrum BV te Lisse (hierna: SBC), van welke vennootschap onder meer de voornoemde heer [A.] directeur en aandeelhouder was.

    2.4 Na surseances van betaling van 25 november 2003 zijn SBC en de aan haar gelieerde Stichting Derdengelden SBC op 3 december 2003 failliet verklaard. Mede daardoor is NovaCap Termijnfonds CV niet in staat geweest om aan al haar verplichtingen te voldoen, met grote verliezen voor (een deel van) haar participanten als gevolg. Volgens het centraal insolventieregister zijn inmiddels op 21 november 2006 ook NovaCap Termijnfonds CV en NovaCap Agricola BV failliet verklaard. Over de gevolgen van de ondergang van de SBC-entiteiten en de NovaCap-vennootschappen lopen meerdere civiele procedures. Ook vinden strafrechtelijke onderzoeken plaats.

    2.5 Na de voornoemde kredietovereenkomst van 4 juni 2003 van € 650.000,- in verband met de inleg van [A.] in NovaCap Termijnfonds CV, hebben [A.] en zijn echtgenote bij HBU omstreeks september 2003 een hypothecaire lening van € 2.600.000,- aangevraagd. Dit ter financiering van hun aankoop in augustus 2003 van een vrijstaande villa te [B.], te leveren op 1 april 2004. Vooruitlopend op de (eventuele) verstrekking van hypothecair krediet heeft HBU voor het echtpaar [A.] als kopers aan en ten behoeve van de verkopers van de vrijstaande villa op 15 oktober 2003 een bankgarantie gesteld van € 235.000,-, zijnde de gebruikelijke waarborgsom of bankgarantie voor 10% van de aankoopprijs als boetebeding. Bij akte van vrijwaring van 21 oktober 2003 hebben [A.] en zijn echtgenote aan HBU terzake van deze bankgarantie kort gezegd alle mogelijke vrijwaringen gegeven.

    2.6 Na het uitspreken van de surseance en het faillissement van SBC met alle gevolgen voor ook [A.], heeft HBU aan het echtpaar [A.] het aangevraagde hypothecair krediet niet verstrekt. De verkopers van de vrijstaande villa hebben de koopovereenkomst met het echtpaar [A.] wegens wanbetaling ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van de contractuele boete van € 235.000,-. Omstreeks 1 april 2004 heeft HBU aan deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT