Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 13 de Marzo de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Marzo de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 06/00088

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 17 januari 2006, num-mer AWB 05/727, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).

  1. Ontstaan en loop van het geding voor de Rechtbank en voor het Hof

    1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 9 mei 2003 voor het jaar 2000 een aanslag inkom-stenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd die is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 65.460. Aan heffingsrente is bij beschikking ƒ 2.290 in rekening gebracht.

    1.2. Bij uitspraak van de Inspecteur van 1 maart 2005 is het belastbare inkomen nader vastgesteld op ƒ 67.871. Bij beschikking is de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd met ƒ 269.

    1.3. Het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur is door de Rechtbank bij uitspraak van 17 januari 2006 ongegrond verklaard.

    1.4. De uitspraak van de Rechtbank is aan deze uitspraak gehecht.

    1.5. Tot de stukken van het geding behoren het beroepschrift van belanghebbende in hoger beroep en het verweerschrift van de Inspecteur in hoger beroep.

    1.6. Voor de mondelinge behandeling van de zaak zijn partijen aanvankelijk door de griffier van het Hof opgeroepen voor de zitting van 26 juli 2007. Het eerste schriftelijke verzoek om uitstel van belanghebbende van 25 juni 2007 is door het Hof ingewilligd. Vervolgens zijn partijen opgeroepen voor de zitting van 6 februari 2008. Het tweede schriftelijke verzoek om uitstel van belanghebbende van 14 januari 2008 is door het Hof bij brief van de griffier van 17 januari afgewezen.

    1.7. Voorafgaand aan de zitting van het Hof van 6 februari 2008 heeft de echtgenote van belang-hebbende het Hof nog op 5 februari 2008 telefonisch verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van de zaak. Het Hof heeft dit verzoek - na beraad - eveneens (telefonisch) afgewezen.

    1.8. Bij het onderzoek ter zitting in hoger beroep op 6 februari 2008 is belanghebbende niet ver-schenen. Namens de Inspecteur is verschenen A.

    1.9. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

  2. Vaststaande feiten

    2.1. Voor de feiten verwijst het Hof naar hetgeen de Rechtbank in haar onder 1.3. vermelde

    uitspraak onder 2. heeft vastgesteld met betrekking tot de door belanghebbende in de jaren 2000 tot 2003 verrichte activiteiten als distributeur van het in de U.S.A. gevestigde bedrijf Wellness Internati-onal Network Ltd. (hierna: WIN), alsmede naar het door de Rechtbank uitvoerig beschreven concept van WIN. Dit concept is er - kort gezegd - op gericht om door middel van distributeurs en associates (subdistributeurs) voedingssupplementen op de Nederlandse markt te brengen. Voor de voorwaar-den waaraan een distributeur moet voldoen om voor (extra) bonussen in aanmerking verwijst het Hof eveneens naar de uitspraak van de Rechtbank.

    2.2. Voor zover in hoger beroep van belang voegt het Hof hieraan nog de volgende feiten toe.

    2.3. De Belastingdienst heeft in de jaren 2000 en volgende een landelijk onderzoek verricht onder 435 personen die voor $ 3.000 of meer WIN-producten vanuit de Verenigde Staten van Ame-rika hebben ingevoerd. Uit de respons van 80% van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT