Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 15 de Enero de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Enero de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

15 januari 2008

derde civiele kamer

rolnummer 2006/1025

G E R E C H T S H O F T E A R N H E M

Arrest

in de zaak van:

  1. [appellant sub 1] en

  2. [appellante sub 2],

    beiden wonende te [woonplaats],

    appellanten,

    procureur: mr. H.J.D. ter Waarbeek,

    tegen:

    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    [geÔntimeerde],

    gevestigd te Putten,

    geÔntimeerde,

    procureur: mr. F.J. Boom.

    1 Het verdere verloop van het geding

    2.1 Het hof verwijst voor het verloop van de procedure tot 18 september 2007 naar zijn tussenarrest van die datum. Het hof heeft [appellanten] daarin tot bewijslevering toegelaten. Bij brief van 16 oktober 2007 hebben [appellanten] aangegeven dat bewijs niet te kunnen leveren, waarna opnieuw arrest is bepaald.

  3. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

    2.1. Het hof volhardt bij zijn overwegingen uit het tussenarrest van 18 september 2007. Het begin van rechtsoverweging 4.9 - zoals de eerste zin daarvan nu is geformuleerd is deze strikt genomen niet goed te begrijpen - dient echter als volgt te worden gelezen:

    "Ook de gebreken, ter zake waarvan thans vervangende schadevergoeding wordt gevorderd, (vgl. hiervÛÛr, onder 3.4, "De algehele bouwkundige staat (enz)") betreffen voor een groot deel aangelegenheden..." (enz.).

    2.2. Nu het niet tot bewijslevering is gekomen, staat slechts van de niet tegen optrekkend vocht beschermde deurkozijnen en de niet of nauwelijks over de randbetimmering uitstekende golfplaten vast dat [geÔntimeerde], door niet binnen veertien dagen na de ingebrekestelling van 23 september 2003 tot herstel van de daarin gelegen gebreken over te gaan, in verzuim is komen te verkeren. Het hof verwijst daarvoor naar hetgeen in het tussenarrest van 18 september 2007 onder 4.5 tot en met 4.10 (met inachtneming van rechtsoverweging 2.1 hierboven) reeds is beslist. Zie daarover verder hierna, onder 2.5 e.v.

    2.3. De rechtbank heeft onder 5.2 van het bestreden vonnis overwogen dat de klachten van [appellanten] (met uitzondering van de klacht betreffende de constructie van de loods) van onvoldoende betekenis zijn om de omzetting van de verbintenis tot nakoming in een tot vervangende schadevergoeding te rechtvaardigen. De rechtbank heeft dit niet toegelicht doch daarbij kennelijk het oog gehad op het bepaalde in artikel 6:87 lid 2 BW. Tegen deze overweging van de rechtbank richt zich grief 1.

    2.4. Artikel 6:87 lid 2 BW bepaalt dat een omzetting als zojuist bedoeld niet plaatsvindt, als deze door de tekortkoming, gezien haar ondergeschikte betekenis, niet wordt gerechtvaardigd. De rechtbank heeft het door [appellanten] genoemde constructiegebrek (betreffende de stabiliteit van de spanten)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT