Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 15 de Abril de 2008

Datum uitspraak15 de Abril de 2008
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

15 april 2008

Strafkamer

nr. 00194/07

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 16 augustus 2006, nummer 24/002208-05, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord" te Heerhugowaard.

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 9 september 2005 - de verdachte ter zake van "opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten" veroordeeld tot een geldboete van € 130,-, subsidiair twee dagen hechtenis.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het in eerste aanleg gewezen vonnis is vernietigd, en tot vrijspraak van hetgeen de verdachte bij inleidende dagvaarding is tenlastegelegd.

  3. Bewezenverklaring, bewijsvoering en het aangevoerde ter terechtzitting

    3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

    hij op 21 april 2004 te gemeente Zwolle opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en hoofdagent van het Korps Landelijke Politiediensten, die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en die waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze politieambtenaren hem hadden bevolen zich uit of van het station van Nederlandse Spoorwegen te verwijderen, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.

    3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

    1. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

      Op 21 april 2004 vond op het station van de Nederlandse Spoorwegen te Zwolle een strafbaar feit plaats. Een man werd tot tweemaal toe op grond van het Algemeen Reglement Vervoer een aanwijzing gegeven het station te verlaten. Hieraan voldeed hij niet. Later werden wij gewaarschuwd dat de man wederom op het perron liep te schreeuwen. Wij hebben de man toen gevorderd zich van het station te verwijderen. Hij voldeed hier niet aan. Hij gaf op te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats].

    2. een mandaat van 14 januari 2000 van NS Stations B.V. aan alle werknemers van de Divisie Spoorwegpolitie ressorterende onder het Korps Landelijke Politiediensten met volledige opsporingsbevoegdheid als bedoeld in art. 141, sub b, Sv, voor zover inhoudende:

      "NS Stations B.V. verleent het mandaat aan alle werknemers van de Divisie Spoorwegpolitie ressorterende onder het Korps Landelijke Politiediensten met volledige opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafvordering, om met ingang van 1 januari 2000 aanwijzingen te geven aan "een ieder" als bedoeld in artikel 7 Algemeen reglement vervoer."

    3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

      "Op 21 april 2004 stond ik bij de trein in Zwolle. Ik zag twee politieagenten aan komen lopen. Ik hoorde dat ze zeiden: "Je moet het station verlaten". Ik verliet het station niet."

      3.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:

      "De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat in de onderhavige zaak niet gesproken kan worden van een door een ambtenaar gegeven bevel, zoals bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien dat bevel was gegeven namens NS Stations, een privaatrechtelijke organisatie.

      Het hof overweegt hieromtrent het volgende.

      Met ingang van 1 januari 2000 is de NS geprivatiseerd. Op diezelfde datum is het bedrijfsonderdeel van NS genaamd NS Korps Spoorwegpolitie hier weggehaald. De ambtenaren van dit korps waren buitengewone opsporingsambtenaren. Er is ook op voornoemde datum bij wijziging in de Politiewet een Divisie Spoorwegpolitie in het Korps Landelijke politiediensten tot stand gekomen. De leden van deze divisie zijn ambtenaren als bedoeld in de Politiewet. In de onderhavige zaak is het bevel gegeven door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en hoofdagent van het Korps Landelijke Politiediensten.

      Het bevel is gebaseerd op artikel 7 van het Algemeen Reglement Vervoer dat luidt:

      "1. Een ieder is verplicht de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang op te volgen, die door of vanwege de spoorweg duidelijk kenbaar zijn gemaakt.

  4. Een aanwijzing om zich te verwijderen, kan worden gegeven voor een bij de aanwijzing te bepalen tijdsduur.

    Naar aanleiding van het tussenarrest van 20 februari 2006 van het hof is een aanvullend proces-verbaal aan het dossier toegevoegd d.d. 9 maart 2006. Dit proces-verbaal bevat een afschrift van een door NS Stations B.V. verstrekt mandaat d.d. 14 januari 2000 inhoudende: verleent het volgende mandaat aan: alle werknemers van de Divisie Spoorwegpolitie, ressorterende onder het Korps landelijke politiediensten, met volledige opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafvordering om: met ingang van 1 januari 2000 aanwijzingen te geven aan "een ieder" als bedoeld in artikel 7 Algemeen reglement vervoer.

    De voornoemde en in de tenlastelegging genoemde politieambtenaren waren derhalve bevoegd krachtens mandaat het bevel tot verwijdering te geven. Het verweer van de verdediging dat het uitoefening van een bevoegdheid die berust op een mandaat van een privaatrechtelijke organisatie steunt naar het oordeel van het hof op de onjuiste opvatting dat het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid de status van ambtenaar in de zin van artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering zou aantasten. Dat verweer wordt dan ook verworpen."

    3.4. Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2006 zakelijk weergegeven aangevoerd dat de verdachte op het perron van het station wachtte op de trein naar Alkmaar.

  5. Wettelijk kader

    Voor de beoordeling van de middelen zijn de volgende artikelen van de Spoorwegwet (oud) (hierna: Spoorwegwet 1875), het op die wet gebaseerde Algemeen Reglement Vervoer (hierna: ARV), alsmede de Wet personenvervoer 2000 (hierna: WPV 2000) en het op die wet gebaseerde Besluit personenvervoer 2000 (hierna: BPV 2000) van belang:

    1. Art. 69a Spoorwegwet 1875:

      Deze wet is niet van toepassing voor zover de Wet personenvervoer 2000 van toepassing is.

    2. ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT