Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 17 de Abril de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak17 de Abril de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

ZEVENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

APPELLANT,

procureur: mr. A.E. Toenbreker,

t e g e n

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam,

GEœNTIMEERDE,

procureur: mr. G.P. Roth.

  1. Het geding in hoger beroep

    De partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en Dexia genoemd.

    In deze zaak is een tussenarrest uitgesproken op 8 september 2005, hierna "het tussenarrest". Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot die datum wordt verwezen naar het tussenarrest.

    Daarna heeft [appellant] zich bij akte uitgelaten over de in het tussenarrest onder 2.6 bedoelde punten.

    Vervolgens is door Dexia en anderen op de voet van artikel 7:907, eerste lid, Burgerlijk Wetboek bij dit hof een verzoek ingediend tot verbindendverklaring van een door hen gesloten overeenkomst strekkend tot vergoeding van schade zoals onder andere in de thans voorliggende zaak aan de orde. Hierop is de huidige procedure, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van Dexia waarover [appellant] zich bij akte heeft uitgelaten, op de voet van artikel 1015, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschorst.

    Bij beschikking van 25 januari 2007 heeft het hof de zojuist bedoelde overeenkomst verbindend verklaard, waarna [appellant] met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:908, tweede lid, Burgerlijk Wetboek schriftelijk heeft medegedeeld niet aan die overeenkomst gebonden te willen zijn. De verbindendverklaring daarvan heeft hierdoor ten aanzien van hem geen gevolg. [appellant] heeft aan Dexia overeenkomstig het bepaalde in artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een exploot doen uitbrengen tot hervatting van het geding, dat hierop is hervat. Vervolgens heeft [appellant] bij akte een nadere productie in het geding gebracht.

    Ten slotte is andermaal arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.

  2. De verdere beoordeling

    2.1 Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.

    2.2 De vorderingen die [appellant] aan het slot van de memorie van grieven onder (a), (b) en (c) heeft ingesteld, stuiten af op hetgeen daarover in het tussenarrest onder 2.1 is overwogen, zodat die vorderingen geen verdere bespreking behoeven. Aan de orde zijn daarom nog slechts de weren die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd tegen de vordering van Dexia tot betaling van de schuld die voor [appellant] is voortgevloeid uit de tussen partijen gesloten overeenkomst tot effectenlease, met nevenvorderingen. De vordering beloopt in hoofdsom € 4.594,14, welk bedrag - naar tussen partijen niet in geschil is - nagenoeg gelijk is aan het verschil tussen (i) het bedrag dat Dexia op de voet van de effectenlease-overeenkomst beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van de aankoop van aandelen en (ii) de opbrengst van de verkoop van die aandelen bij de beÎindiging van de overeenkomst.

    2.3 Op de eerste plaats verweert [appellant] zich met een beroep op de vernietiging van de overeenkomst tot effectenlease wegens dwaling, erin bestaande dat bij hem een onjuiste voortstelling heeft bestaan ter zake van het feit dat hij door die overeenkomst een geldlening is aangegaan, die na ommekomst van tijd moest worden terugbetaald en waarover rente was verschuldigd, en welke lening werd benut voor het beleggen in effecten. Deze onjuiste voorstelling wijt [appellant] aan misleidende inlichtingen van Dexia respectievelijk de tussenpersoon door wiens tussenkomst de overeenkomst is tot stand gekomen, dan wel aan het achterwege blijven van juiste en voldoende duidelijke inlichtingen.

    2.4 Het verweer faalt. Ervan uitgaande dat van [appellant] vÛÛr het aangaan van de overeenkomst tot effectenlease mocht worden verwacht dat hij zich redelijke inspanningen getroostte teneinde de betekenis van het in de overeenkomst bepaalde te doorgronden en de voor hem uit de overeenkomst volgende verplichtingen te begrijpen, had hij behoren te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT