Herziening van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 23 de Abril de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Abril de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P06/00029

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het verzoek van

X B.V.,

gevestigd te Z,

belanghebbende,

gemachtigde A te Q,

tot herziening van de uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer van het Hof van 7 september 2001 in de zaak met kenmerk P00/02406 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam,

de heffingsambtenaar.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Bij zijn bovenvermelde uitspraak heeft het Hof het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar betreffende de door belanghebbende op aangifte voldane vermakelijkheidsretributie over het vierde kwartaal van het jaar 1998 ongegrond verklaard.

    1.2. Bij zijn arrest van 24 januari 2003, nr. 37.789, BNB 2003/113*, heeft de Hoge Raad het tegen de onder 1.1 bedoelde uitspraak ingestelde cassatieberoep van belanghebbende ongegrond verklaard.

    1.3. Bij geschrift van 16 januari 2006, bij het Hof op dezelfde datum ingekomen, heeft belanghebbende het Hof verzocht om herziening van zijn onder 1.1 bedoelde uitspraak (hierna ook: de hofuitspraak). Het verzoekschrift is aangevuld bij brief (met bijlagen) van 26 juni 2006 (hierna ook: de motivering van het verzoekschrift).

    1.4. De heffingsambtenaar heeft op 22 maart 2006 een verweerschrift ingediend. Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft de heffingsambtenaar bij brief van 29 augustus 2006 een nader stuk ingediend, ter aanvulling van het verweerschrift. Een afschrift daarvan is toegezonden aan de gemachtigde.

    1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2007. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. Overwegingen

    2.1. Wettelijk kader

    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan het Hof op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

    a. hebben plaatsgevonden vÛÛr de uitspraak;

    b. bij de indiener van het verzoekschrift vÛÛr de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

    c. waren zij bij het Hof eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

    2.2. Herzieningsverzoek

    2.2.1. Belanghebbende heeft in haar verzoekschrift van 16 januari 2006 gesteld dat het herzieningsverzoek betrekking heeft op haar grief dat te weinig potentiÎle retributieplich-tigen zijn betrokken in de heffing van vermakelijkheidsretributie op grond van de in het desbetreffende tijdvak (vierde kwartaal 1998) geldende "Verordening op de vermakelijk-heidsretributie te water" van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening).

    In de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak waar het herzieningsverzoek op ziet, is door het Hof destijds als volgt over belanghebbendes grief geoordeeld:

    6.4. Belanghebbende stelt voorts dat de vermakelijkheidsretributie rond 1998 wordt geheven van circa 38 belastingplichtigen en dat een belangrijk deel van de belastingplichtigen niet in de heffing wordt betrokken. Verweerder stelt ter zitting onweersproken dat inmiddels 45 belastingplichtigen in de heffing worden betrokken. Tegenover de weerspreking door verweerder heeft belanghebbende naar 's Hofs oordeel niet aannemelijk gemaakt dat de meerderheid van de belastingplichtigen niet in de heffing wordt betrokken, voor zover dat al van belang zou zijn bij een belasting die, zoals de onderhavige, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Evenmin acht het Hof aannemelijk dat verweerder onvoldoende onderneemt of heeft ondernomen om degenen op te sporen die aan de belasting zijn onderworpen en van hen de belasting te heffen.

    2.2.2. Bij haar brief van 26 juni 2006 heeft belanghebbende ter onderbouwing van haar verzoek een aantal documenten overgelegd, die zij heeft gebundeld in vijf mappen, door haar omschreven als "Bmap 1" tot en met "Bmap 5". Belanghebbende heeft Bmap 1 uitsluitend aan het Hof overgelegd en verzocht geen afschrift ervan te verstrekken aan de heffings-ambtenaar. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard af te zien van het in het geding brengen van Bmap 1. Hierop heeft het Hof tijdens de zitting Bmap 1 (alsmede de gemaakte afschriften daarvan) aan belanghebbende teruggegeven. Het Hof heeft Bmap 1 niet (in enig stadium van het onderzoek) tot de gedingstukken gerekend.

    2.2.3. De door belanghebbende overgelegde stukken, gebundeld in Bmap 2 tot en met Bmap 5, zijn door haar - voor zover hier van belang - als volgt toegelicht.

    TOELICHTING bij de inhoud van B(ijlage)map 2

    (...) Bmap2 bevat rubrieksgewijs globaal naar soort activiteit de namen van de exploitanten van vaartuigen. (...) De aangehouden rubrieken en per rubriek de betrokken aantallen vaartuigen en exploitanten alsmede de totalen zijn als volgt naar de peildatum 31 mei 2006 weer te geven: (...).

    TOELICHTING bij de inhoud van B(ijlage)map 3

    (...) Bmap 3 bevat foto's en afbeeldingen van vaartuigen alsmede artikels uit de jaren 1995-1999 inzake de rondvaart in Amsterdam. Het is een selectie uit een totaalbestand van circa 750 stuks gevat in 9 insteekalbums. (...) Bij de vermelding van "JA" in het blokje rechtsonder kan er globaal weg van worden uitgegaan dat de betreffende exploitant ook voorkomt in het bestand retributieplichtigen van de Dienst Gemeentebelastingen. Is het antwoord "Neen" dan zal...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT