Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 15 de Abril de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Abril de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

BELASTINGKAMER

Nr. 03/02642

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (BelgiÎ) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 52.173,=, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 51.547,=.

    1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

    Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 31,=.

    De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    1.3. Belanghebbende heeft, na daartoe door het Hof in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur schriftelijk gedupliceerd.

    1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 april 2005 te 's-Hertogenbosch.

    Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

    1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.

    1.6. Het Hof heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof met toepassing van artikel 8:45 van de Awb partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

    1.7. Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft belanghebbende vÛÛr de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.

    1.8. Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 december 2005 te 's-Hertogenbosch.

    Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

    1.9. Partijen hebben ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de wijziging in de samenstelling van de kamer.

    1.10. Het Hof heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof met toepassing van artikel 8:45 van de Awb partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

    1.11. Belanghebbende heeft in verband met zijn ter nadere zitting gewijzigde stellingname zijn aanvullend beroepschrift bij brief van 4 januari 2006 herschreven, welke versie het Hof voor het vervolg tot uitgangspunt neemt.

    1.12. Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

    2.1. Belanghebbende, geboren op 3 maart 1968, heeft de Nederlandse nationaliteit, is buiten gemeenschap van goederen gehuwd en woont sinds 1993 in Y (BelgiÎ).

    2.2. Belanghebbende was in het onderhavige jaar in dienstbetrekking werkzaam bij A B.V. te B en genoot daaruit een loon van € 52.173,=. Hierop is een bedrag van € 18.031,= aan loonheffing ingehouden.

    De belastingheffing over dit inkomen is op grond van artikel 15, ß 1 in verbinding met ß 2, van het belastingverdrag Nederland-BelgiÎ van 19 oktober 1970 (hierna: het Verdrag) toegewezen aan Nederland. De zogenoemde grensarbeidersregeling in het Verdrag (artikel 15, ß 3) is op belanghebbende niet van toepassing.

    2.3. Belanghebbende is op grond van artikel 13, lid 2, onderdeel a, van de Verordening nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Unie van 14 juni 1971 verzekerd en premieplichtig in Nederland. De premieheffing is tussen partijen niet in geschil.

    2.4. Belanghebbende heeft aangifte gedaan als buitenlands belastingplichtige naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 52.173,=. Belanghebbende heeft niet gekozen voor toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). De aanslag, waarbij een bedrag van € 2.496,= aan gecombineerde heffingskorting is verrekend, is overeenkomstig de aangifte opgelegd.

    2.5. In zijn tegen de aanslag gerichte bezwaarschrift verzocht belanghebbende alsnog een reisaftrek woon-werkverkeer van (na reiskostenvergoeding) € 626,= en een aftrek ter zake van rente en kosten met betrekking tot de in BelgiÎ gelegen eigen woning van per saldo € 3.917,=. Hij gaf daarbij uitdrukkelijk aan een rechtstreeks beroep te doen op EG-recht, met name het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT