Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 29 de Mayo de 2008

Datum uitspraak29 de Mayo de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/3371 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[Appellant] (Indonesi) (hierna: appellant),

en

de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)

Datum uitspraak: 29 mei 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 17 april 2007, onderwerp BZ 7603, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).

    Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2008. Daar is appellant - zoals tevoren bericht - niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant, geboren [in] 1935 te Lawang in het voormalige Nederlands-Indi, heeft in juli 1994 bij verweerster een aanvraag ingediend op grond van de Wet. Deze aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 12 juni 1995 op de grond dat er geen sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel leidend tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wet. Ook na gemaakt bezwaar heeft verweerster dat standpunt gehandhaafd in haar besluit van 27 februari 1997. Blijkens de aan dat besluit ten grondslag liggende stukken heeft verweerster geoordeeld dat een deel van de psychische klachten van appellant (enkele kenmerken van PTSS) met het oorlogsgeweld verband houden maar geen invaliditeit opleveren en dat zijn lichamelijke klachten (nek- en buikklachten en duizeligheid) duidelijk uit andere oorzaken zijn ontstaan.

    1.2. Bij brief van 27 september 2005 heeft appellant op grond van de uitbreiding van de toepassing van de uitzonderingsbepaling met betrekking tot territorialiteit een hernieuwde aanvraag ingediend voor de toeslag ter verbetering van zijn levensomstandigheden ingevolge artikel 19 van de Wet. Deze aanvraag heeft verweerster in het voetspoor van haar geneeskundig adviseur afgewezen bij besluit van 22 december 2006, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit op de grond dat er bij appellant geen sprake is van blijvende invaliditeit door het oorlogsgeweld.

    1.3. Appellant kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij heeft in dit verband gewezen op het feit dat bij hem ten onrechte nooit is vastgesteld dat hij invalide is. Voorts heeft hij gewezen op het feit dat zijn zuster en zijn ex-echtgenote beiden wel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT