Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 27 de Mayo de 2008

Datum uitspraak27 de Mayo de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/946 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 januari 2007, 06/4807 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (hierna: College)

Datum uitspraak: 27 mei 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door

    mr. Van Ham. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F.M. Peusen, werkzaam bij de gemeente Ede.

  2. OVERWEGINGEN

    Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

    Bij besluit van 13 februari 2001 heeft het College - voor zover hier van belang - van de moeder van appellant de kosten van de haar over de periode van 1 november 1995 tot en met 30 september 2000 verleende bijstand tot een bedrag van fl. 123.372,58 teruggevorderd op de grond dat zij in die periode een gezamenlijke huishouding voerde met de vader van appellant zonder daarvan melding te maken bij het College. Na bezwaar, beroep en hoger beroep heeft de Raad bij zijn uitspraak van 3 mei 2005, reg.nr. 03/1307 NABW, de rechtsgevolgen van de ter zake van intrekking en terugvordering genomen besluiten op bezwaar in stand gelaten.

    Bij besluit van 31 mei 2005 heeft het College - alsnog - met toepassing van artikel 59, eerste lid, van de Wet werk en bijstand € 36.091,40 van appellant teruggevorderd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant tot 30 september 1998 als minderjarige deel uitmaakte van het gezin van zijn moeder, zodat de van 1 november 1995 tot en met (lees: tot) 30 september 1998 aan haar naar de norm voor een alleenstaande ouder verleende bijstand ook van hem kan worden teruggevorderd. Bij besluit van 19 juni 2006 heeft het College het tegen het besluit van 31 mei 2005 gemaakte bezwaar wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. Tegen de uitspraak van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld.

    Op 11 juli 2006 heeft appellant aan het College verzocht terug te komen van het na bezwaar gehandhaafde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT