Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 13 de Junio de 2008

Datum uitspraak13 de Junio de 2008
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

13 juni 2008

Eerste Kamer

Nr. R06/172HR

EV/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. M.B. Kerkhof,

t e g e n

[Verweerster],

gevestigd te [vestigingsplaats],

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mrs. N.T. Dempsey en B.T.M. van der Wiel.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Met een op 9 oktober 2003 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats CuraÁao, ingekomen verzoekschrift heeft [eiser] zich gewend tot dat gerecht en vergunning verzocht om op verkorte termijn te procederen, alsmede verzocht, primair [verweerster] te bevelen hem onmiddellijk in zijn functie en positie van commercieel directeur bij [verweerster] te herstellen met uitbetaling van loon totdat de overeenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beÎindigd, en subsidiair [verweerster] te bevelen om de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de wettelijke opzeggingsbepalingen op te zeggen, met veroordeling van [verweerster] tot betaling van een door de rechtbank te bepalen schadeloosstelling.

    [Verweerster] heeft de vordering van [eiser] bestreden.

    Het gerecht heeft, na het horen van getuigen, bij vonnis van 22 augustus 2005 de vordering afgewezen.

    Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.

    Bij vonnis van 5 september 2006 heeft het hof het vonnis van het gerecht bevestigd.

    Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het vonnis van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiser] mede namens mr. I.G.C. bij de Vaate, advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.

  3. Beoordeling van het middel in het principale beroep

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

    Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het principale beroep;

    veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 juni 2008.

    Rolnr. R06/172HR

    mr. E.M. Wesseling-van Gent

    Zitting: 9 mei 2008 (Antillenzaak)

    Conclusie inzake:

    [Eiser]

    tegen

    [Verweerster]

    Het gaat in deze ontslagzaak om de vraag (i) of de werknemer, gelet op de inhoud van de opzeggingsbrief en gezien ook de aard van zijn functie en de ernst van de in de brief genoemde voorvallen, heeft moeten begrijpen dat de in de brief vermelde voorvallen slechts voorbeelden zijn van onaanvaardbaar gedrag en dat de werkgever ook tot ontslag zou zijn overgegaan als slechts een deel van de voorvallen zou komen vast te staan en (ii) of het hof de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in zijn beoordeling van de dringende reden heeft betrokken.

  5. Feiten(1) en procesverloop(2)

    1.1 Verzoeker tot cassatie, hierna: [eiser], is sedert 1970 tot 10 april 2003 in dienst geweest van verweerster in cassatie, [verweerster]. Hij vervulde daar laatstelijk de functie van commercieel directeur tegen een salaris van NAF. 15.330,--(3) en enkele emolumenten.

    1.2 [Eiser] is tot 24 oktober 2000 enig directeur en aandeelhouder van [verweerster] geweest. Nadien heeft Luxury Carrental N.V. een meerderheidsbelang in [verweerster] genomen, waarna [eiser] commercieel directeur en (via de stichting [A]) minderheidsaandeelhouder bleef. Financieel directeur was Jolly Holding Aruba N.V., welke vennootschap werd vertegenwoordigd door [betrokkene 2], hierna: [betrokkene 2].

    1.3 Per eind 2002 had [eiser] een schuld van NAF. 38.000,-- aan [verweerster]. Het [A] had per die datum een schuld van NAF. 318.000,-- aan [verweerster].

    1.4 Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) van [verweerster] van 10 april 2003 is [eiser] op staande voet ontslagen, nadat hem eerst op 27 maart 2003 de toegang tot het bedrijf was ontzegd en hij vervolgens op 3 april 2003 door de enig commissaris van de vennootschap was geschorst op de grond dat hij zich jegens [verweerster](4) schuldig had gemaakt aan malversaties.

    1.5 [Eiser] heeft vervolgens in kort geding - kort gezegd - doorbetaling van loon gevorderd. Deze vordering is bij vonnis van 11 augustus 2003 van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats CuraÁao, hierna: het GEA, afgewezen op de grond dat de aan [eiser] verweten gedragingen voorshands aannemelijk worden geacht, hetgeen een dringende reden voor ontslag oplevert.

    1.6 [Eiser] is voor de AVA van 10 april 2003 met inachtneming van de statutaire oproepingstermijn van 5 dagen opgeroepen, maar daar niet verschenen.

    1.7 Bij inleidend verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het GEA op 9 oktober 2003 en geregistreerd onder nummer AR 1232/03, heeft [eiser] gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op verkorte termijn, [verweerster] primair te bevelen hem onmiddellijk in zijn functie en positie van commercieel directeur bij [verweerster] te herstellen en [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van het met hem overeengekomen loon, met de wettelijke verhoging op grond van art. 7A:1614q BW, althans een door de rechter te bepalen bedrag totdat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geÎindigd en subsidiair [verweerster] te bevelen de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de wettelijke opzeggingsbepalingen op te zeggen met veroordeling van [verweerster] tot betaling aan [eiser] van een door de rechter vast te stellen schadeloosstelling.

    1.8 Aan deze vordering heeft [eiser] onder meer ten grondslag gelegd dat de schorsing en het daarna verleende ontslag heeft plaatsgevonden op valse en voorgewende gronden en dat de oproeping voor de AVA niet rechtsgeldig is; ook het in de AVA genomen ontslagbesluit is volgens [eiser] niet rechtsgeldig.

    1.9 [Verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat de oproeping overeenkomstig de statuten is geschied en het ontslagbesluit rechtsgeldig is genomen. [Verweerster] is uitvoerig ingegaan op de gedragingen die hebben geleid tot het ontslag op staande voet en de voortvarendheid waarmee zij heeft gehandeld en heeft gesteld dat herstel van de dienstbetrekking niet aan de orde is alsmede dat [eiser] - in strijd met de tussen [eiser] en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst - een vervangende dienstbetrekking heeft gevonden middels de door hem opgerichte naamloze vennootschap Car Planet.

    1.10 [Verweerster] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het GEA op 16 oktober 2003 en geregistreerd onder nummer AR 1271/03, gevorderd dat [eiser] bij vonnis, op verkorte termijn en uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van NAF. 31.787,92 ten titel van schade als gevolg van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad.

    1.11 [Eiser] heeft verweer gevoerd, waarna partijen middels hun gemachtigden hun standpunten aan de hand van pleitnotities hebben toegelicht.

    1.12 [Eiser]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT