Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 12 de Junio de 2008

Datum uitspraak12 de Junio de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/2410 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage van 28 februari 2006, 05/1252 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)

Datum uitspraak: 12 juni 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2008. Appellant is verschenen met bijstand van mr. P. Reitsma, advocaat te Harderwijk. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I. Biharie-Pronk en ing. C.P.J.M. Meijne, beiden werkzaam bij het ministerie van Defensie.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellant is [naam functie] bij de sectie [naam sectie] van de Koninklijke Landmacht (KL).

      1.2. Bij besluit van 2 april 2004, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 24 januari 2005, heeft de staatssecretaris met toepassing van het functiewaarderings-systeem FUWADEF, versie 2000, de functie van appellant gewaardeerd met 50 punten en ingedeeld in hoofdgroep IV, niveaugroep d, hetgeen overeenkomt met salarisschaal 11.

      1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.

    2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

      2.1. Naar de rechtbank met juistheid heeft overwogen, is de toetsing van de inhoud van de functiewaardering volgens vaste rechtspraak beperkt tot de vraag of gezegd moet worden dat deze op onvoldoende gronden berust (CRvB 1 december 2005, LJN AV6117 en TAR 2006, 87). Dit betekent dat pas tot vernietiging kan worden overgegaan indien de waardering als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.

      2.2. Het komt de Raad voor dat het geschil tussen partijen in hoofdzaak is te herleiden tot een verschil van inzicht met betrekking tot de plaats en de taken van het [naam Bureau] binnen de defensie-organisatie. De rechtbank is er, in navolging van de staatssecretaris, van uitgegaan dat het hier een uitvoerende eenheid betreft, die ten behoeve van een onderdeel van de KL concrete invulling geeft aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT