Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, 25 de Junio de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Junio de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 217409 / HA ZA 06-1972

Vonnis van 25 juni 2008

in de zaak van

  1. [eisers sub 1],

    in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [zoon],

  2. [eiser sub 2],

  3. [eiseres sub 3],

    beide wonende te [woonplaats],

    eisers,

    procureur mr. K.F.J. Machielsen,

    tegen

    de publiekrechtelijke rechtspersoon

    DE BESTUURSCOMMISSIE OPENBAAR VOORTGEZET ONDERWIJS,

    gevestigd te [woonplaats],

    gedaagde,

    procureur mr. I.J. van der Putt-van Vessem.

    Partijen zullen hierna ook de ouders en de school genoemd worden.

  4. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 11 oktober 2006;

    - het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2007;

    - de conclusie van repliek;

    - de conclusie van dupliek;

    - de akte houdende uitlating producties.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  5. De feiten

    2.1. [zoon], geboren op 5 oktober 1988 te [geboorteplaats], is de zoon van eisers. Hij was in het schooljaar 2001-2002 en (een gedeelte van) het schooljaar 2002-2003 leerling van het [naam school], een scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo te [woonplaats]. De Bestuurscommissie Openbaar Voortgezet Onderwijs [woonplaats] vormt het bevoegd gezag van het [naam school].

    2.2. Bij brief van 1 oktober 2004 hebben de ouders de school aansprakelijk gesteld voor de door [zoon] geleden of nog te lijden schade als gevolg van het feit dat [zoon] slachtoffer is geworden van openlijk antisemitisme en bedreigingen door medeleerlingen op de school, waartegen de school volgens de ouders geen stappen heeft ondernomen. De school heeft, blijkens de brief van 24 november 2004 aan (de rechtsbijstandverzekeraar van) de ouders, geen aansprakelijkheid ter zake erkend.

  6. Het geschil

    3.1. De ouders vorderen samengevat - veroordeling van de school tot betaling van de volgende bedragen, vermeerderd met rente en kosten:

  7. EUR 15.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan eisers sub 1 wegens immateriële schadevergoeding;

  8. EUR 6.615,50 aan eisers sub 1 en 2 wegens materiële schadevergoeding;

  9. EUR 20.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan eiseres sub 3 wegens verlies arbeidsvermogen over de periode 1 januari 2004 tot en met augustus 2005;

  10. EUR 1.145,85 aan eisers wegens buitengerechtelijke kosten;

  11. een bedrag, nader op te maken bij staat, aan eisers sub 1, dan wel nadat [zoon] meerderjarig is geworden aan hem, wegens overige schade, waaronder begrepen het verlies arbeidsvermogen.

    3.2. De school voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  12. De beoordeling

    4.1. Aan alle vorderingen leggen de ouders in de kern ten grondslag dat de school geen veilig schoolklimaat aan [zoon] heeft geboden. Volgens de ouders is [zoon] lange tijd door medeleerlingen gepest, geïntimideerd, bedreigd en mishandeld vanwege zijn afkomst en zijn (vermeende) geloof en heeft de school geen, althans onvoldoende maatregelen getroffen om dit (verder) te voorkomen. De ouders stellen dat dit pesten schade heeft veroorzaakt, waarvoor de school aansprakelijk is.

    4.2. De rechtbank stelt bij de beoordeling van die aansprakelijkheid voorop dat op een school - volgens vaste jurisprudentie - een bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van de leerlingen die aan haar zorg zijn toevertrouwd en onder haar toezicht staan. Deze bijzondere zorgplicht houdt in dat een school alle inspanningen moet verrichten die redelijkerwijze van haar kunnen worden gevergd teneinde een veilig schoolklimaat te bieden. Van een resultaatsverplichting is, anders dan de ouders primair betogen, dus geen sprake. Een dergelijke verplichting volgt ook niet uit de door de ouders in dit verband aangehaalde wetsartikelen. Evenmin kan een dergelijke verplichting worden afgeleid uit hetgeen de ouders naar voren hebben gebracht over de inhoud van de door hen gestelde (onderwijs)overeenkomst met de school.

    4.3. Vorenstaande betekent dat een school voor de schade, (primair) veroorzaakt door pestgedrag van medeleerlingen, niet reeds aansprakelijk kan worden geacht op basis van het enkele feit dát dit pesten heeft plaatsgevonden, maar dat een school eerst een verwijt kan worden gemaakt indien zij tekort is geschoten in het nemen van maatregelen die redelijkerwijze van haar kunnen worden verwacht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT