Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 4 de Septiembre de 2012

Datum uitspraak 4 de Septiembre de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

4 september 2012

Strafkamer

nr. S 11/03027 J

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2011, nummer 22/005766-10, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, wonende te [woonplaats].

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

  2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel

    2.1. De middelen klagen dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat te dezen sprake is van "ontuchtige handelingen" zoals is bewezenverklaard.

    2.2.1. Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

    hij op 04 januari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, door andere feitelijkheden [betrokkene 1], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, namelijk het aanraken van de billen van [betrokkene 1], de andere feitelijkheden hebben bestaan uit het onverhoeds aanraken van de billen van [betrokkene 1].

    2.2.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

    1. De verklaring van de verdachte.

    De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2011 verklaard - zakelijk weergegeven -;

    Op 4 januari 2010 bevond ik mij met een andere jongen in de Schepenstraat te Rotterdam. Toen een onbekende vrouw ons passeerde, ben ik naar haar toe gerend en heb ik haar met de vlakke hand een klap op haar kont gegeven. De andere jongen waar ik mee was deed dit ook. Wij sloegen haar op de billen.

    2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2010 van de politie Rotterdam - Rijnmond, nr. 2010003753-1, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:

    als de op dinsdag 5 januari 2010 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:

    Maandag 5 januari 2010 (het hof begrijpt: 4 januari 2010) liep ik te Rotterdam naar het zwembad. Bij het speeltuintje in de Schepenstraat zag ik twee jongens staan. Toen ik voor de zoveelste keer wilde omdraaien om weg te lopen, voelde ik opeens een hand op mijn billen. Ik vond dit heel vervelend en wilde dit niet. Ik was bang. Ik heb tot drie keer toe geprobeerd om weg te lopen. Telkens als ik wegliep, voelde ik dat er weer aan mijn billen werd gezeten.

    3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 januari 2010 van de politie Rotterdam - Rijnmond, nr. 2010003753-7, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:

    als de op 5 januari 2010 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:

    Op 4 januari 2010 was ik met [verdachte] in de Schepenstraat te Rotterdam. Daar kwam een mevrouw aanlopen. We zijn haar richting uitgelopen en toen heeft [verdachte] aan haar reet gezeten.

    4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 januari 2010 van de politie Rotterdam - Rijnmond, nr. 2010003753-16, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:

    als de op 6 januari 2010 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:

    Het klopt dat ik aan de billen van de mevrouw heb gezeten. Ik heb de billen van die mevrouw twee keer geraakt. De eerste keer heb ik zelf tegen de kont van die mevrouw geslagen. De tweede keer werd ik geduwd door [verdachte] waardoor ik haar billen aanraakte met mijn handen.

    2.2.3. Het Hof heeft omtrent de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:

    "De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verdachte erkent één keer op de billen van [betrokkene 1] te hebben geslagen. Dit tikje werd gegeven nadat er met sneeuwballen was gegooid, binnen een speelse althans kwajongensachtige context. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan op geen enkele manier worden afgeleid dat er een seksuele bedoeling zat achter het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT