Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, Gravenhage, 30 de Agosto de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Agosto de 2012
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Utrecht

Sector bestuursrecht

Vreemdelingenkamer

zaaknummer: AWB 11/37629

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [1977], van Marokkaanse nationaliteit, eiser,

gemachtigde: mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht,

en

de minister voor Immigratie en Asiel, thans de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,

gemachtigde: mr. S.J.M. Leijtens.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf bij echtgenote [echtgenote]’ met ingang van 26 januari 2011 ingetrokken en de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van deze verblijfsvergunning afgewezen.

Bij besluit van 24 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. H.K. Jap-A-Joe, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

  1. Eiser heeft aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor verblijf in Nederland op grond van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hiertoe heeft hij verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de EG/EU van 8 maart 2011 in de zaak van Ruiz Zambrano tegen de Belgische Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (zaaknr. C-34/09). Volgens eiser beperkt verweerder ten onrechte de gevallen waarin een vreemdeling in aanmerking kan komen voor verblijf, zoals bedoeld in dit arrest, tot de gevallen die identiek zijn aan de casus die aan dit arrest ten grondslag heeft gelegen. Eiser heeft gesteld dat het gaat om de overwegingen die betrekking hebben op het EU-recht en die een meer algemene gelding hebben. Volgens eiser is verweerder door te verwijzen naar zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer over het arrest niet inhoudelijk op zijn betoog ingegaan.

  2. Verweerder heeft allereerst verwezen naar zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 31 maart 2011 (kenmerk 5690802/11). Verweerder heeft gesteld dat eisers situatie niet gelijk is aan de situatie in de zaak van Ruiz Zambrano en eiser dus geen geslaagd beroep op dit arrest kan doen. Verder heeft verweerder gesteld dat door de weigering om eiser voortgezet verblijf in Nederland toe te staan niet van de kinderen wordt verlangd dat zij het land verlaten. Het is immers de keuze van eisers echtgenote (referente) om hem samen met de kinderen al dan niet naar Marokko te volgen en daar het gezinsleven verder uit te oefenen, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 7 maart 2012 (LJN: BV8619), gesteld dat als er een Nederlandse ouder is die voor de kinderen kan zorgen, zoals hier het geval is, er geen sprake is van schending van artikel 20 van het VWEU.

  3. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het feitencomplex in deze zaak verschilt van het feitencomplex dat ten grondslag heeft gelegen aan de zaak Ruiz...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT