Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 2 de Octubre de 2012

Datum uitspraak 2 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

2 oktober 2012

Strafkamer

nr. S 11/00465

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 augustus 2010, nummer 24/000460-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].

  1. Geding in cassatie

    1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Veldman, advocaat te Peize, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    1.2. De Hoge Raad heeft bij arrest van 8 mei 2012 (LJN BW5002) geoordeeld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden en dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de overige voorgestelde middelen. Dat arrest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    1.3. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

  2. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

    De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden.

  4. Slotsom

    Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

    vermindert deze in die zin dat deze 20 maanden beloopt;

    verwerpt het beroep voor het overige.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 2 oktober 2012.

    Nr. 11/00465

    Mr. Hofstee

    Zitting: 3 juli 2012

    Aanvullende conclusie inzake:

    [Verdachte]

  6. De schriftuur in deze zaak bevat zeven middelen. In mijn conclusie van 20 maart 2012 heb ik hiervan enkel het eerste middel besproken. Ik kwam tot de slotsom dat het middel terecht is voorgesteld en concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof te Leeuwarden. In het arrest van 8 mei 2012, nr. S 11/00465 oordeelt de Hoge Raad dat het eerste middel weliswaar terecht is voorgesteld, maar niet tot cassatie behoeft te leiden. De Hoge Raad stelt mij in de gelegenheid mij thans uit te laten over de overige (zes) voorgestelde middelen.

  7. Het tweede middel keert zich tegen 's Hofs bewezenverklaring van feit 4 dat betrekking heeft op de periode 1 oktober 1999 tot en met 31 januari 2001. Volgens de steller van het middel heeft het Hof daarbij in het bijzonder ten onrechte niet gerespondeerd op het door de raadsman van verzoeker gevoerde verweer dat de desbetreffende aangiften ten name van [B] als bedoeld onder feit 4 juist en volledig zijn ingevuld, althans heeft het Hof dit verweer ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd verworpen.

  8. Het derde middel komt op tegen 's Hofs bewezenverklaring van feit 5 dat de periode van 1 november 2001 tot en met 31 januari 2003 omvat. De steller van het middel betoogt dat het Hof daarbij in het bijzonder ten onrechte niet heeft gerespondeerd op het door de raadsman van verzoeker gevoerde verweer dat de desbetreffende aangiften ten name van [A] als bedoeld onder feit 5 juist en volledig zijn ingevuld, althans heeft het Hof dit verweer ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd verworpen.

  9. Het vierde middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, betreft het bewezenverklaarde feit 6 en valt uiteen in twee klachten. De eerste klacht luidt dat het Hof ten onrechte, althans op onjuiste gronden, dan wel onvoldoende gemotiveerd het verweer van de raadsman van verzoeker dat verzoeker geen opzet heeft gehad op het doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen heeft verworpen. De tweede klacht houdt in dat het Hof ten onrechte, althans op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat verzoeker opzettelijk onjuist en/of onvolledig aangifte heeft gedaan en daarbij in het bijzonder heeft nagelaten te motiveren waaruit dat opzet heeft bestaan.

  10. Het vijfde middel klaagt met betrekking tot het bewezenverklaarde feit 6 dat het Hof ten onrechte, althans op onjuiste gronden het verweer, inhoudend dat de door verzoeker ingediende aangiften er niet toe strekken dat te weinig belasting wordt geheven, heeft verworpen en ten onrechte dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de handelwijze van verzoeker doorgaans tot gevolg heeft dat te weinig belasting wordt geheven.

  11. Het tweede middel, het derde middel, het vierde middel en het vijfde middel lenen zich mijns inziens voor gezamenlijke bespreking.

  12. Ten laste van verzoeker is onder 4, 5 en 6 door het Hof bewezen verklaard dat:

  13. hij in de periode van 1 oktober 1999 tot en met 31 januari 2001 in Nederland, meermalen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, te weten aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [verdachte]/[B], onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk in die aangiften een onjuist bedrag aan af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen vermeld en/of doen vermelden en die aangiften bij de belastingdienst Ondernemingen Emmen ingediend,

    (het betrof de navolgende aangiften)

  14. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 25 oktober 1999, betreffende het aangiftetijdvak 3e kwartaal 1999, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen Hfl. 5.809,--;

    en

  15. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 13 januari 2000, betreffende het aangiftetijdvak 4e kwartaal 1999, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen Hfl. 13.469--;

    en

  16. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 16 mei 2000, betreffende het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen Hfl. 1.589,--;

    en

  17. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 20 april 2000, betreffende het aangiftetijdvak april 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  18. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 17 juli 2000, betreffende het aangiftetijdvak juni 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  19. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 18 augustus 2000, betreffende het aangiftetijdvak juli 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  20. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 29 september 2000, betreffende het aangiftetijdvak augustus 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  21. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 13 oktober 2000, betreffende het aangiftetijdvak september 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volks verzekeringen nihil;

    en

  22. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 24 november 2000, betreffende het aangiftetijdvak oktober 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  23. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 30 december 2000, betreffende het aangiftetijdvak november 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  24. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 29 januari 2001, betreffende het aangiftetijdvak december 2000, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

  25. hij in de periode van 1 november 2001 tot en met 31 januari 2003 in Nederland, meermalen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, te weten aangiften loonbelasting/premie volkverzekeringen ten name van [A], onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk in die aangiften een onjuist bedrag aan af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen vermeld en/of doen vermelden en die aangiften bij de belastingdienst Particulieren/ondernemingen te Heerlen ingediend,

    (het betrof de navolgende aangiften)

  26. een aangifte loonbelasting/premievolksverzekeringen, gedateerd 7 november 2001, betreffende het aangiftetijdvak 1 april 2001 tot en met 30 juni 2001, met als af te dragen loonbelasting/premie volkverzekeringen nihil;

    en

  27. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 2 november 2001, betreffende het aangiftetijdvak 3e kwartaal 2001, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  28. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 7 januari 2002, betreffende het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2001, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  29. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 4 april 2002, betreffende het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2002, met als af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil;

    en

  30. een aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen, gedateerd 2 maart 2002...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT