Kort geding van Rechtbank Arnhem, Voorzieningenrechter, 9 de Octubre de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 9 de Octubre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Voorzieningenrechter |
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 9 oktober 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 233842 / KG ZA 12-469 van
[eisers sub 1 en 2]
beiden wonende te [woonplaats],
[eisers 3 en 4]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.M. Vos te Groesbeek,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. M.R.J. Baneke te Nijmegen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 233845 / KG ZA 12-470 van
[eisers sub 1 en 2]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.M. Vos te Groesbeek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.H.M. Essink te Nijmegen.
Eisers in de zaak met zaaknummer 233842 zullen hierna gezamenlijk [eisers in zaak 233842] genoemd worden. Eisers sub 1 en 2 zullen samen aangeduid worden als het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] en eisers sub 3 en 4 als het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842]. Gedaagde in deze zaak wordt de gemeente genoemd.
Eisers in de zaak met zaaknummer 233845 zullen aangeduid worden als het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] en gedaagde als [gedaagde in zaak 233845].
-
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in de zaak met zaaknummer 233842
- de dagvaarding in de zaak met zaaknummer 233845
- de gevoegde mondelinge behandeling van beide zaken
- de pleitnota van [eisers in zaak 233842] in de zaak met zaaknummer 233842
- de pleitnota van het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] in de zaak met zaaknummer 233845
- de pleitnota van de gemeente in de zaak met zaaknummer 233842
- de pleitnota van [gedaagde in zaak 233845] in de zaak met zaaknummer 233845.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
-
De feiten
2.1. Het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842] is van 1988 tot 1992 eigenaar geweest van de woning aan de [adres I] te Nijmegen (hierna: de woning). Het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] heeft deze woning gekocht van het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842] en is van 1992 tot 2005 eigenaar geweest van de woning. In 2005 heeft het echtpaar [gedaagde in zaak 233845]-[betrokkene] de woning weer gekocht van [eisers sub 1 en 2 in beide zaken]. Mevrouw [betrokkene], de echtgenote van [gedaagde in zaak 233845], is op 21 december 2010 overleden.
2.2. Deze woning is in de jaren 70 van de vorige eeuw ontstaan door verbouwing van een gemeen¬schappelijke logiesruimte van een stichting, die uitvoering gaf aan de destijds bestaande gemeentelijke taak om zorg te dragen voor tijdelijke huisvesting van daklozen (hierna: de stichting), in een paviljoen met separate woongelegenheden. Deze woning is één van die woongelegenheden die in eerste instantie voor tijdelijke opvang van dakloze gezinnen is gebruikt. De woning is in 1988 door de stichting dan wel een projectontwik¬kelaar verkocht voor permanente bewoning aan het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842].
2.3. [gedaagde in zaak 233845] heeft zich in 2006 tot de gemeente gewend voor overleg over zijn plannen tot verbouwing van de bij de woning behorende carport/garage (hierna: de aanbouw) tot een extra slaapkamer. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente hem meegedeeld dat noch voor de verbouwing van de woning noch voor die van de aanbouw ooit een bouwvergun¬ning is verleend.
2.4. Bij brief van 17 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: B&W) aan [gedaagde in zaak 233845] meegedeeld dat op 9 juli 2007 is geconsta¬teerd dat voor de (verbouwing van de) woning en de aanbouw geen bouwvergunning is aangevraagd en verleend. Volgens deze brief kan de woning gelegaliseerd worden door het indienen van een bo¬uw¬¬vergunning¬¬aanvraag, maar kan voor de aanbouw wegens strijdigheid met het bestem¬mings¬plan niet alsnog een vergunning worden verleend. B&W heeft zijn brief aan [gedaagde in zaak 233845] besloten met het verzoek binnen 13 weken een bouwvergunningaanvraag voor de woning in te dienen en de niet te legaliseren aanbouw binnen diezelfde termijn af te breken. Bij niet-naleving daarvan heeft de gemeente [gedaagde in zaak 233845] een handhavingsprocedure in het vooruitzicht gesteld.
2.5. Hierop heeft [gedaagde in zaak 233845] het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] op de grondslag dat de gekochte woning niet voldoet aan de conformiteitseis, nu geen bouwvergunningen blijken te zijn verleend voor zowel de woning zelf als voor de aanbouw, aansprakelijk gesteld voor de schade die [gedaagde in zaak 233845] lijdt en zal lijden door het ontbreken van de bouwvergunningen. [gedaagde in zaak 233845] heeft het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] in een bodemprocedure gedagvaard en ondermeer een schadevergoedingsvordering ingesteld. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de te maken kosten voor legalisatie van de woning, de kosten voor afbraak van de aanbouw en de waardevermindering van de woning na afbraak van de aanbouw.
2.6. Bij (eind)arrest van het gerechtshof Arnhem van 29 mei 2012 (zaaknummers gerechtshof 200.069.486 (hoofdzaak) en 200.070.726 (vrijwaring)) in hoofdzaak gewezen tussen het echtpaar [gedaagde in zaak 233845]-[betrokkene] en het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] is het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] onder andere veroordeeld om aan [gedaagde in zaak 233845] drie posten aan schadevergoeding, te weten € 10.000,00, € 5.000,00 en € 21.900,00 te voldoen in hoofdsom, vermeerderd met rente. Het bedrag van € 10.000,00 ziet op de kosten van het legaliseren van de woning door het alsnog aanvragen van een omgevingsvergunning (voorheen: bouwvergunning) voor de woning. Het bedrag van € 5.000,00 ziet op de kosten van sloop en herstel van de bij de woning zonder bouwvergun¬ning gerealiseerde aanbouw. Het bedrag van € 21.900,00 ziet op de vermindering van de waarde van de woning na sloop van de aanbouw.
2.7. Bij hetzelfde arrest gewezen in vrijwaring tussen het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] en het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842] is het echtpaar [eisers sub 3 en 4 in zaak 233842] veroordeeld om aan het echtpaar [eisers sub 1 en 2 in beide zaken] te voldoen het bedrag in hoofdsom groot € 10.000,00 voor de kosten van legalisatie van de woning.
2.8. Tegen het arrest is geen beroep in cassatie ingesteld. Het arrest is inmiddels door het verstrijken van de cassatietermijn onherroepelijk geworden. In het arrest is door het hof, voor zover van belang, als volgt overwogen:
In de hoofdzaak:
2.4 Ten aanzien van de aanbouw (garage) heeft het hof voorshands geoordeeld dat [eisers in zaak 233842] jegens [gedaagde in zaak 233845] c.s. is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. In het ter comparitie besprokene en de producties die partijen na het tussenarrest hebben overgelegd ziet het hof geen aanleiding op dat oordeel terug te komen. (…) Dit betekent dat [eisers in zaak 233842] jegens [gedaagde in zaak 233845] aansprakelijk is voor de schade die laatstgenoemde lijdt als gevolg van het ontbreken van een bouwvergunning voor de aanbouw. (…)
2.5 Ten aanzien van de woning zelf leidt het hof uit de door [eisers in zaak 233842] bij brief van mr. Cats van 3 augustus 2011 ten behoeve van de comparitie overgelegde stukken, met name de brief van de gemeente Nijmegen van 27 juni 1996 (productie 6), af dat het gebied waarin deze is gelegen met het van kracht worden van het bestemmingsplan [bestemmingsplan] een woonbestemming heeft gekregen en dat de woning tevens past binnen het huidige bestemmingsplan. De gemeente stelt zich, onder andere blijkens haar brieven van 17 juli 2007 (productie 3 bij de inleidende dagvaarding) en 23 januari 2009 (productie 33 bij akte na comparitie van [gedaagde in zaak 233845]), op het standpunt dat, ondanks dat de woning past binnen het huidige bestemmingsplan, voor het legaliseren van de woning een bouwaanvraag (kennelijk is bedoeld: aanvraag van een bouwvergunning, hof) noodzakelijk is. Het hof wijst ook op de verklaring van mr. Essink ter comparitie bij het hof dat de gemeente bij alle door hem genoemde gelegenheden (onder meer bespreking met de wethouder en besprekingen met [betrokkene] van de afdeling Bouwen en Wonen) steeds dat standpunt heeft ingenomen. [eisers in zaak 233842] heeft dit niet weersproken. [eisers in zaak 233842] heeft zijn betoog dat de gemeente deze eis ten onrechte stelt, niet althans onvoldoende toegelicht. Het betoog van [eisers in zaak 233842] dat nog geen sprake is van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit van de gemeente, noch van handhavend optreden, wat daarvan ook zij, doet niet af aan het feit dat [gedaagde in zaak 233845] zich geconfronteerd ziet met het zowel mondeling als schriftelijk consequent ingenomen standpunt van de gemeente dat voor legalisering van de woning een bouwvergunning nodig is. Nu een bouwvergunning voor de woning ontbreekt en, zoals uit het voorgaande volgt, niet kan worden aangenomen dat dit gebrek zonder meer is opgeheven door de aanpassing van de bestemming van het gebied waarin de woning is gelegen tot...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT