Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 2 de Octubre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 2 oktober 2012

Zaaknummer 200.084.912/01

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: (mede)gedaagde,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. M.L. Marcus-Daniëls,

tegen

  1. [geïntimeerde 1],

  2. [geïntimeerde 2],

  3. [geïntimeerde 3],

    allen wonende te [woonplaats],

    geïntimeerden,

    in eerste aanleg: (mede)eisers,

    hierna te noemen: [geïntimeerden],

    advocaat: mr. J.J.M.H. Stevens,

    en tegen

  4. [geïntimeerde 4],

  5. [geïntimeerde 5],

  6. [geïntimeerde 6],

    allen wonende te [woonplaats],

    geïntimeerden,

    in eerste aanleg: (mede)eisers,

    niet verschenen.

    Het geding in eerste instantie

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 10 februari 2010 en 12 januari 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.

    Het geding in hoger beroep

    Bij exploot van 17 februari 2011 (hersteld bij exploot van 9 maart 2011) heeft [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemde vonnissen, met dagvaarding van geïntimeerden tegen de zitting van 22 maart 2011. Bij memorie van grieven heeft [appellant] tegen het eindvonnis van 12 januari 2011 zes grieven aangevoerd, welke grieven [geïntimeerden] bij memorie van antwoord hebben bestreden. [appellant] heeft bij akte op die memorie gereageerd, waarna [geïntimeerden] een antwoordakte hebben genomen. Ten slotte hebben partijen hun stukken aan het hof overgelegd voor arrest.

    De ontvankelijkheid

    [appellant] heeft geen grieven aangevoerd tegen het vonnis van 10 februari 2010 zodat hij in zijn hoger beroep tegen dit vonnis niet ontvankelijk moet worden verklaard.

    De beoordeling

  7. De rechtbank heeft in het eindvonnis van 12 januari 2011, rov 2 (2.1 tot en met 2.5), opgesomd welke feiten in deze zaak tussen partijen vaststaan. Tegen deze vaststelling van de feiten zijn geen grieven gericht, zodat ook in hoger beroep van die feiten moet worden uitgegaan.

  8. Het gaat in deze zaak voor zover in hoger beroep nog van belang om het volgende.

    i) Op 13 maart 2006 is overleden [de erflaatster] (hierna: erflaatster), weduwe van [de erflater], van wie zij de enige erfgenaam was. Erflaatster heeft bij testament [appellant], de in eerste aanleg medegedaagde, met [appellant] samenwonende, [partner van appellant] (hierna: [partner van appellant]), en geïntimeerden tot haar enige erfgenamen benoemd, ieder van hen voor de in dat testament vermelde gedeelten. [appellant] is daarbij benoemd tot executeur.

    ii) De opbrengst van de verkoop van de tot de nalatenschap van erflaatster behorende woning, groot € 106.246,78, is op 13 juni 2006 bijgeschreven op de bankrekening ten name van “Erven van de heer [de erflater] en/of de erven van mevrouw [de erflaatster] p/a de heer [appellant], [adres]”

    iii) [appellant] heeft ten laste van die bankrekening een aantal kasopnames en geldautomaat opnames verricht. Inmiddels is de bankrekening geblokkeerd.

    iv) Bij beschikking...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT