Raadkamer van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 23 de Octubre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Sector strafrecht

Klachtnummer: K12/0236

Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 oktober 2012 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

R,

wonende te L,

hierna te noemen: klager,

te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda,

over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:

A (brigadier van politie),

en

B (hoofdagent van politie),

hierna te noemen: beklaagden, en ieder afzonderlijk: beklaagde,

wegens doodslag.

De feitelijke gang van zaken.

Op 8 december 2011 heeft klager aangifte gedaan van doodslag, beweerdelijk jegens zijn zoon P gepleegd door beklaagden.

Op 12 april 2012 is door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie D aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, kort gezegd omdat het de politie in de gegeven omstandigheden was toegestaan ter aanhouding van P het vuurwapen te gebruiken en er bovendien al snel na het eerste schot sprake was van een noodweersituatie.

Hierop is namens klager bij schrijven van 1 mei 2012 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 3 mei 2012, met het verzoek de vervolging te bevelen.

Het klaagschrift is aangevuld bij schrijven van 10 augustus 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 13 augustus 2012.

De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 1 augustus 2012 het hof geraden het beklag af te wijzen.

Op 25 september 2012 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocaat.

De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

Op 23 september 2011 heeft een schietincident plaatsgevonden, ten gevolge waarvan op 30 september 2011 de zoon van klager, genaamd P, geboren op (…), is overleden. Beklaagden zijn politieambtenaren en zij waren degenen die bij het incident de schoten hebben gelost.

Klager stelt, kort en zakelijk weergegeven, dat beklaagden zich hierbij schuldig hebben gemaakt aan doodslag, terwijl voor beklaagden geen sprake was van een noodweersituatie.

Klager stelt daarbij dat er door de beklaagden onvoldoende moeite is gedaan om P op een rustige manier aan te spreken, desnoods met behulp van een psychiater of psycholoog,

Ten aanzien van het schieten stelt klager, zakelijk weergegeven, dat het gebruik van het dienstwapen disproportioneel was, dat dit zeker geldt voor de schoten (waaronder het schot in de romp) die zijn gelost nadat het onderbeen van P reeds was geraakt, dat nog op P is geschoten toen deze al neergevallen was en dat er bovendien nog geschopt is tegen zijn lichaam zonder dat daar aanleiding toe was.

Klager betwist dat er sprake was van een noodsituatie.

Klager is voorts van oordeel dat er nader onderzoek dient plaats te vinden, inclusief een reconstructie.

Uit het dossier blijkt het volgende:

Op 23 september 2011, omstreeks 20:00 uur, ontving de politie een melding van problemen in een woning aan de Z-straat 201 te Z. Daarbij zou iemand personen met een mes hebben gestoken.

Uit de opnames van de meldkamer blijkt dat, onder meer, het volgende wordt gezegd door de beller dhr. Q:

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT