Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 30 de Octubre de 2012

Datum uitspraak30 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/1656 WWB, 11/1657 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 februari 2011, 10/3295 (aangevallen uitspraak I) en de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 maart 2011, 10/4061 (aangevallen uitspraak II)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (appellant)

[A. te B. 1]

[A. te B. 2]

Datum uitspraak 30 oktober 2012.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroepen ingesteld.

Namens betrokkene I heeft mr. V. Paulissen een verweerschrift ingediend.

Namens betrokkene II heeft mr. M.A. Wellen, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2012. Appellant heeft zich - zoals bericht - niet laten vertegenwoordigen. Betrokkene I is verschenen, bijgestaan door mr. Paulissen. Betrokkene II is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Betrokkene I en II zijn van 1 juli 1988 tot 19 januari 2005 gehuwd geweest. Zij hebben van 4 juli 1988 tot en met 31 juli 2004 bijstand ontvangen naar de norm voor gehuwden. Vervolgens heeft betrokkene I vanaf 1 augustus 2004 bijstand ontvangen naar de norm voor een alleenstaande of alleenstaande ouder of een alleenstaande die in een inrichting verblijft. Met ingang van 10 september 2008 ontvangt betrokkene I een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

    1.2. Op 15 februari 1989 heeft betrokkene I voor één procent de eigendom verworven van het pand [naam pand] te [gemeente] (pand). De ouders van betrokkene I werden samen voor 99 procent eigenaar van het pand. Betrokkene I en II zijn op 2 februari 1989 in het pand gaan wonen. Betrokkene I en II hebben aan de andere eigenaren van het pand geen vergoeding betaald voor het volledige gebruik van het pand.

    1.3. Bij besluit van 5 maart 2010 (primair besluit I) heeft appellant de bijstand van betrokkene I over de periode van 1 juli 1997 tot en met 9 september 2008 herzien op de grond dat zij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt en geen woonlasten had, terwijl bij toekenning van de bijstand daarmee wel rekening is gehouden. Bij dat besluit heeft appellant de kosten van ten onrechte betaalde bijstand tot een bedrag van € 39.257,37 van betrokkene I teruggevorderd en tot een bedrag van € 29.162,30 van betrokkene II mede teruggevorderd.

    Bij besluit van eveneens 5 maart 2010 (primair besluit II) heeft appellant de bijstand van betrokkene II over periode van 1 juli 1997 tot en met 31 juli 2004 herzien op dezelfde grond. Bij dat besluit heeft appellant de kosten van de ten onrechte verstrekte bijstand tot een bedrag van € 29.162,30 van betrokkene II teruggevorderd en van betrokkene I medeteruggevorderd.

    1.4. Bij besluit van 26 juli...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT