Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Middelburg, November 08, 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 2012-11-08 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Middelburg |
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/708507-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967],
gelet op het geheime adres domicilie kiezend bij haar raadsman,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Van der Meer, advocaat te Amsterdam,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 oktober 2012, waarbij de officier van justitie mr. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
-
zij, als Nederlander, op of omstreeks 13 juni 2005 te Istanbul (Turkije),
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een reisdocument, te weten een noodpaspoort op naam van [nieuwe naam], door de Consul-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden te
Istanbul heeft doen verstrekken op grond van een of meer valse gegevens,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) ter verkrijging van dat
noodpaspoort een valse of vervalste geboorteakte op naam van die [nieuwe naam] overgelegd, terwijl laatstgenoemde persoon in werkelijkheid
[oorspronkelijke naam] was genaamd;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
-
zij, als Nederlander, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 mei 2005 tot en met 22 augustus 2005, in de gemeente Vlissingen en/of
elders in Nederland en/of in Turkije en/of elders in Europa,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een ander, te weten de van Turkse nationaliteit zijnde [oorspronkelijke naam],
behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die ander daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte samen met haar mededader(s), althans alleen, die
[oorspronkelijke naam] onder de naam [nieuwe naam] met behulp van valse
of vervalste documenten, te weten een valse of vervalste geboorteakte en/of
een vals en/of vervalst paspoort op naam van die [nieuwe naam], vanuit
Turkije naar Nederland gebracht;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
-
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 januari 2009,
in de gemeente Vlissingen en/of elders in Nederland en/of in Turkije,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk een minderjarige, te weten [oorspronkelijke naam], geboren te Turkije
op [geboortedatum], in elk geval in het jaar 2005, heeft onttrokken aan het
wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die
dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende,
immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, die minderjarige vanuit Turkije naar Nederland (onder
het mom van medische behandeling in Nederland, althans ter medische behandeling
van dat kind in Nederland) vervoerd en/of (vervolgens) die minderjarige in
Nederland bij de gemeente Vlissingen laten registreren als kind van haar,
verdachte, en [partner van verdachte] en/of die minderjarige bij zich gehouden;
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
-
zij op of omstreeks 22 augustus 2005, in de gemeente Vlissingen,
een inlichtingenformulier opneming in de gemeentelijke basisadministratie
pesoonsgegevens - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks met het oogmerk
om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
immers heeft verdachte het kind [oorspronkelijke naam], welk kind in Turkije was
geboren uit de Turkse ouders [biologische vader] en [biologische moeder], bij de gemeente
Vlissingen aangemeld voor opneming in het register van de gemeentelijke
basisadministratie en daarbij valselijk en in strijd met de waarheid op het
door haar door de gemeenteambtenaar verstrekte inlichtingenformulier opneming
in de gemeentelijke basisadministratie pesoonsgegevens vermeld, dat voormeld
kind was genaamd [nieuwe naam] met als vader [partner van verdachte] en als moeder [verdachte];
-
zij op of omstreeks 22 augustus 2005, in de gemeente Vlissingen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse geboorteakte betreffende [nieuwe naam] en/of een vals noodpaspoort op naam van [nieuwe naam], - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat/die geschrift(en) heeft
overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vlissingen
ter inschrijving van [nieuwe naam] in de gemeentelijke
basisadministratie van die gemeente en bestaande die valsheid hierin dat de op
die geboorteakte en/of dat noodpaspoort voorkomende [nieuwe naam] in
werkelijkheid de in Turkije geboren [oorspronkelijke naam] betrof;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht.
3 De voorvragen
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 1
3.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
Hoewel het dossier geen stukken bevat waaruit blijkt dat het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit ook in Turkije strafbaar is, is het openbaar ministerie toch ontvankelijk. Op de diverse rechtshulpverzoeken, waarin de aan verdachte ten laste gelegde feiten zijn weergegeven, is immers door Turkije geacteerd. Hieruit kan worden afgeleid dat het feit ook in Turkije strafbaar is en staat het ontbreken van stukken waaruit dit expliciet blijkt niet aan de ontvankelijkheid in de weg.
3.1.2 Het standpunt van de verdediging
Het dossier bevat geen stukken waaruit blijkt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten ook in Turkije strafbaar zijn. Nu de dubbele strafbaarheid niet vaststaat, omdat dit niet gecontroleerd kan worden, is het openbaar ministerie voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk in haar vervolging
3.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De uit artikel 5, eerste lid en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht volgende eis van dubbele strafbaarheid, blijkt uit een in het dossier aanwezige in de Engelse taal vertaalde weergave van een deel van de ‘Turkish Criminal Code’. Het daarin opgenomen artikel 206 betreft strafbaarstelling van een handeling zoals opgenomen in artikel 231 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
3.2 De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De feiten
Voor een beoordeling van de tenlastelegde feiten en de daarop gevoerde verweren gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
Verdachte heeft de Nederlandse nationaliteit. In mei 2005 is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] afgereisd naar Turkije om daar een kindje te adopteren. Voorafgaand aan deze reis was verdachte, die al jaren ongewenst kinderloos was en al verschillende trajecten had doorlopen om kinderen te kunnen krijgen, op het idee van adoptie van een kindje uit Turkije gebracht door de partner van [medeverdachte]. Verdachte heeft via internet onderzocht hoe adoptie van een Turks kindje in zijn werk zou gaan. Hierbij had zij ontdekt dat er tussen Nederland en Turkije geen adoptieverdrag bestond. De partner van [medeverdachte] had haar uitgelegd waarom dat was en hij had haar verteld dat adoptie van een Turks kindje desondanks geregeld kon worden. De zus van de partner werkte in een kindertehuis en hij kende een stel, waarvan de vrouw zwanger was, en welk stel hun kindje ter adoptie wilde afstaan. Voorafgaand aan de reis naar Turkije is er tussen de partner van [medeverdachte] en dit stel internetcontact geweest over adoptie door verdachte van hun nog ongeboren kindje. + Dit kindje zou een meisje zijn. Verdachte heeft verklaard dat zij de Nederlandse naam voor het kindje dat zij zou adopteren in Turkije al vooraf had bedacht en dat dit de naam [nieuwe naam] zou zijn.
In Turkije aangekomen besluit verdachte, na contact met het stel, dat zij het nog ongeboren kindje niet wil adopteren. Ze heeft de indruk dat de moeder het kindje eigenlijk niet af wil staan. Hoewel ze op dat moment naar huis wil, worden nog enkele bezoeken afgelegd aan familie en kennissen van [medeverdachte] en haar schoonmoeder [schoonmoeder medeverdachte]. Bij één van die bezoeken wordt kennis gemaakt met [biologische moeder] en [biologische vader] en hun kinderen. Aan verdachte wordt door moeder [biologische moeder] één van hun kinderen, Ümmügülsüm, getoond. Uit het Turkse bevolkingsregister volgt dat het kind is geboren in Sehitkamil en de naam [oorspronkelijke naam] draagt. Als haar ouders staan geregistreerd [biologische vader] en [biologische moeder]. De rechtbank leidt hieruit af dat het kind de Turkse nationaliteit heeft.
Het kindje, een meisje, is klein en ziek. Door [medeverdachte] wordt aan verdachte verteld dat dit kindje voor verdachte is als zij dit wil. Nadat [medeverdachte] op verzoek van verdachte hierover met de biologische moeder praat, herhaalt [medeverdachte] dat dit kindje voor verdachte is. Het kindje wordt meteen aan verdachte meegegeven. De biologische ouders hebben over dit moment verklaard dat uit hun woorden verdachte de indruk kan hebben gekregen dat zij hun kind ter...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT