Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Hertogenbosch, 9 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 9 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Hertogenbosch

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/1196

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 november 2012 in de zaak tussen

Masters in Parking B.V., te Waalre, eiseres

(gemachtigden: mr. A.A. van den Brand en mr. T.H.G. Paffen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: M.L.M. Lammerschop en mr. B. Timmermans).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2011 heeft verweerder de aanvraag om omgevingsvergunning van eiseres van 23 februari 2011, die betrekking heeft op de percelen Luchthavenweg 53, Luchthavenweg 67, Jan Olieslagerweg 4/Freddy van Riemsdijkweg ongenummerd (verder: Jan Olieslagerweg 4), en de Henri Wijnmalenweg 7, allen te Eindhoven (hierna: de vier percelen), met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld.

Het door eiseres tegen dit besluit ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 2 maart 2012 ongegrond verklaard. Tegen laatstgenoemd besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Bij tussenuitspraak van 8 juni 2012 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld de, in de tussenuitspraak omschreven, gebreken in het besluit van 2 maart 2012 te herstellen.

Bij brief van 2 juli 2012 heeft verweerder van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een aanvullende motivering toegezonden. Bij brief van 6 augustus 2012 heeft eiseres een reactie ingediend.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar een meervoudige kamer.

Bij brief van 30 augustus 2012 heeft verweerder een reactie ingediend op de brief van 6 augustus 2012 van eiseres.

De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 13 september 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

  1. De rechtbank stelt voorop dat de tussenuitspraak bindende eindbeslissingen bevat en dat partijen deze eindbeslissingen als een vaststaand gegeven moeten beschouwen. Slechts in geval van nieuw gebleken feiten of omstandigheden, die redelijkerwijs niet vóór de tussenuitspraak hadden kunnen worden aangevoerd, kan in de einduitspraak tot een ander oordeel worden gekomen. Daarnaast is niet uit te sluiten dat het onder uitzonderlijke omstandigheden onaanvaardbaar kan zijn om aan de eindbeslissing in een tussenuitspraak vast te houden.

    1.1 In rechtsoverweging 8.4 van de tussenuitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen: “Naar het oordeel van de rechtbank miskent verweerder echter dat uit de inhoud van het bezwaarschrift van eiseres en de pleitnota ten behoeve van de hoorzitting een verzoek tot splitsing van de aanvraag kan worden afgeleid. Eiseres spreekt in deze stukken stelselmatig over de aanvragen (meervoud) voor de afzonderlijke terreinen. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om per perceel aan te geven waarom de aanvragen niet in behandeling zijn genomen.”

    1.2 Voor zover verweerder in zijn aanvullende motivering dit oordeel inhoudelijk aanvecht, overweegt de rechtbank dat hierover reeds een eindoordeel is gegeven in de tussenuitspraak. In hetgeen verweerder aanvoert, ziet de rechtbank onder verwijzing naar rechtsoverweging 1 van deze uitspraak geen aanleiding voor een ander oordeel.

    1.3 In rechtsoverweging 7.2 van de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat, verweerder het overleggen van de ontbrekende situatietekeningen noodzakelijk heeft kunnen achten. Voor zover eiseres met de stellingen in punten 11 tot en met 20 van haar reactie, beoogt dit oordeel inhoudelijk aan te vechten, overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar rechtsoverweging 1 van deze uitspraak dat er geen aanleiding is voor een ander oordeel.

  2. Verweerder heeft gesteld dat hij een vaste gedragslijn hanteert die is weergegeven in overweging 10.1 van de tussenuitspraak. In de aanvullende motivering heeft verweerder een nadere motivering gegeven voor het hanteren van deze gedragslijn. Verweerder wil voorkomen dat een geboden termijn ingevolge artikel 4:5 van de Awb zijn betekenis geheel verliest en heeft daarnaast proceseconomische overwegingen, waaronder de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT