Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 13 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector civiel

Zaaknummer : 200.077.239/01

Rolnummer rechtbank : 332696/HA ZA 09-1668

arrest van de familiekamer van 13 november 2012

in de zaak van:

[de kinderen]

allen wonende te [woonplaats]

appellanten,

advocaat: mr. G.M. van den Bergh te Dordrecht

tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. M.E.H. Dumont te Rotterdam.

HET VERLOOP VAN HET GEDING

Procesverloop in hoger beroep

  1. Appellanten zijn bij exploot van 11 november 2010 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Rotterdam, op 8 september 2010 tussen appellanten als eisers en geïntimeerde als gedaagde gewezen.

  2. Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van de kantonrechter te Schiedam op 26 mei 2009 in het incident op de voet van artikel 98 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna ook Rv), alsmede naar de vonnissen van de rechtbank te Rotterdam van 20 januari 2010 en het vonnis waarvan beroep.

  3. Op 11 januari 2010 hebben appellanten, hierna ook te noemen [de kinderen], een memorie van grieven, met producties, genomen. Zij hebben vijf grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de navolgende vorderingen van appellanten geheel zal toewijzen, aldus:

    dat het hof

    primair:

    a. zal verklaren voor recht dat de [de vader] in het op 17 april 2008 in Portugal opgemaakte testament zijn uiterste wil verklaart en hij alle testamenten die voor deze datum door hem zijn gemaakt herroept, waardoor zijn testamenten van voor die datum zijn komen te vervallen;

    b. zal verklaren voor recht dat geïntimeerde blijkens haar handelen het executeurschap heeft aanvaard;

    c. geïntimeerde zal ontslaan uit haar functie van executeur;

    d. geïntimeerde zal veroordelen in de kosten van deze procedure, zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep;

    subsidiair:

    e. indien de vordering onder b niet zal worden toegewezen, geïntimeerde een termijn van 2 maanden zal stellen waarbinnen zij schriftelijk uitsluitsel geeft over de aanvaarding van haar benoeming tot executeur en na afloop waarvan de benoeming niet meer kan worden aanvaard;

    f. geïntimeerde zal veroordelen om binnen een door het hof te bepalen termijn een notariële boedelbeschrijving op te maken indien zij haar benoeming tot executeur aanvaardt;

    meer subsidiair:

    g. indien de vordering onder c niet zal worden toegewezen, geïntimeerde zal veroordelen om binnen een door hem te bepalen termijn een notariële boedelbeschrijving op te laten maken.

  4. Bij akte inbreng producties tevens inhoudende vermindering van eis hebben [de kinderen] op 22 februari 2011 hun eis verminderd door intrekking van de hiervoor genoemde onderdelen b en e.

  5. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde, hierna ook te noemen [de vrouw], op 21 juni 2011 de grieven bestreden met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, de vorderingen van appellanten zal afwijzen en appellanten zal veroordelen in de kosten in beide instanties.

  6. Op 27 januari 2012 zijn de zaken bepleit door der partijen advocaten.

  7. [De kinderen] hebben arrest gevraagd, waarna partijen ieder hun procesdossier aan het hof hebben overgelegd. Het arrest is uiteindelijk bepaald op heden.

    De feiten

  8. Tegen de door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd, zodat het hof daarvan zal uitgaan.

    Beoordeling van het hoger beroep

    Grieven I, II en III

  9. Met de eerste, de tweede en de derde grief richten [de kinderen] zich tegen rechtsoverweging 5.3., laatste regel, van het bestreden vonnis, inhoudende dat [de vrouw] haar benoeming tot executeur ‘tot nu toe niet heeft (...) aanvaard’.

  10. Het hof stelt voorop dat procedures met betrekking tot de aanvaarding en beëindiging van de hoedanigheid van executeur bij verzoekschrift moeten worden ingediend bij de kantonrechter, als de absoluut bevoegde rechter. In eerste aanleg is het geding bij dagvaarding aangebracht bij de kantonrechter te Schiedam. Bij vonnis van 26 mei 2009 heeft deze zich ten aanzien van de toen aan de orde zijnde vordering welke zag op de afgifte van de urn – in hoger beroep niet meer aan de orde – en tevens op de positie van de executeur, onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank te Rotterdam.

  11. Uit de stellingen van [de vrouw] zoals verwoord in de memorie van antwoord en van [de kinderen] bij akte inbreng producties tevens inhoudende vermindering van eis, leidt het hof af dat [de vrouw] haar benoeming tot executeur heeft aanvaard. Nu [de kinderen] bovendien hun vordering ten aanzien van de aanvaarding van de hoedanigheid hebben ingetrokken, komt het hof aan een beoordeling van die onderdelen niet meer toe en zal het hof om proceseconomische redenen dit onderdeel niet verwijzen naar de verzoekschriftprocedure en volstaan met vorenstaande vaststelling.

  12. ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT