Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 13 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 13 november 2012

Zaaknummer 200.082.472/01

(zaaknummer rechtbank: 496375 CV EXPL 10-2483)

HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: [appellant],

appellant,

tevens verweerder in het incident,

in eerste aanleg: eiser,

advocaat: mr. M.J.M. Postma, kantoorhoudende te Utrecht,

tegen

de besloten vennootschap

[geïntimeerde],

gevestigd te Balkbrug,

geïntimeerde,

tevens eiseres in het incident,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna te noemen: [geïntimeerde] ,

gemachtigde: mr. M.P. de Koning, kantoorhoudende te Deventer.

De inhoud van het tussenarrest d.d. 11 oktober 2011 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Nadat in genoemd arrest van 11 oktober 2011 het bezwaar van [geïntimeerde] tegen de vermeerdering van eis is verworpen en de zaak naar de rol is verwezen, is door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord, waarbij producties zijn gevoegd, verweer gevoerd met als conclusie:

i. Appellant niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans de verzoeken in hoger beroep af te wijzen

ii. te bekrachtigen het vonnis van de Rechtbank Zwolle van 26 oktober 2010 waarvan beroep

iii. [appellant] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

Een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Vervolgens hebben beide partijen nog een akte genomen.

Ten slotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

De grieven

[appellant] heeft 7 grieven opgeworpen

De verdere beoordeling

De feiten

  1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 onder a tot en met e van het bestreden vonnis van 26 oktober 2010 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat het hof van die feiten zal uitgegaan, aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan. Die feiten zijn als volgt.

    1.1 [appellant], geboren op [geboortedatum], is met ingang van 7 april 2008 in dienst getreden bij [geïntimeerde] in de functie van 'opperman' tegen een salaris van € 10,00 per uur. Partijen hebben de overeenkomst schriftelijk vastgelegd en wel op 4 april 2008. Daarin is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

    (…) Artikel 1: overeenkomst

    De werkgever zal de medewerker ter beschikking stellen aan andere bedrijven, om onder diens leiding en toezicht arbeid te verrichten. (…)

    (…) Op deze overeenkomst is de ABU CAO met de bijlagen van toepassing. (…)

    1.2 Vervolgens hebben partijen op 27 juni 2008 een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgemaakt, die onder meer de volgende bepalingen bevat:

    (…) 4.1. Werknemer wordt aangesteld in de functie van opperman. (…)

    (…) 12.1. Op deze overeenkomst is de ABU CAO van toepassing. (…)

    In deze overeenkomst is geen uitzendbeding opgenomen.

    1.3 Vanaf week 30 van 2008 is het salaris van [appellant] verhoogd naar € 10,33 per uur.

    1.4 [appellant] is vanaf 28 augustus 2008 arbeidsongeschikt.

    1.5 Op 28 mei 2009 hebben partijen een overeenkomst ondertekend met als opschrift:

    "VASTSTELLINGSOVEREENKOMST". Hierin is bepaald, voor zover van belang:

    "(…) 1. Aanleiding

    De werknemer werkt sedert 7 april 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst als opperman bij de werkgever. Hij verdient daarmee: € 10,33 bruto per uur. Dit bedrag is exclusief vakantiegeld en andere arbeidsvoorwaarden.

    De werkgever neemt het initiatief om het dienstverband met de werknemer te beëindigen. Voor dit initiatief is geen dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW.(…)

    (…) Partijen zien dan ook geen andere mogelijkheid dan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De afspraken die zij daarbij maken zijn vastgelegd in deze overeenkomst.

  2. Afspraken

    De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op: 01 juli 2009. Bij de beëindigingsdatum is rekening gehouden met de voor werknemer geldende fictieve opzegtermijn.

    De werkgever betaalt de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 2.120,- bruto. Hij maakt het netto-equivalent van dit bedrag (na verplichte inhoudingen door werkgever) uiterlijk 30 juni 2009 over aan de werknemer.

    Werknemer is voor de resterende duur van het dienstverband vrijgesteld van zijn werkzaamheden om zich aldus te richten op het vinden van een nieuwe betrekking. De werkgever betaalt de werknemer zijn loon door tot aan het einde van het dienstverband. Ook bouwt de werknemer tot dat moment vakantiegeld en vakantiedagen op.

    De werkgever stelt uiterlijk op 29 juni 2009 de financiële eindafrekening van het dienstverband op. Daarin staat een overzicht van:

    • vakantiedagen die de werknemer heeft opgebouwd maar niet heeft opgenomen;

    • vakantiegeld dat de werknemer heeft opgebouwd;

    • eventuele andere kosten die de werkgever of werknemer nog moet betalen.

    Alle kosten uit dit overzicht worden tegelijk afgerekend. Dat gebeurt uiterlijk 30 juni 2009. De werknemer ontvangt tegelijk met de afrekening een specificatie van de werkgever.

  3. Finale kwijting

    De werkgever en de werknemer hebben na tijdige financiële afrekening van de onderwerpen die voortvloeien uit deze overeenkomst niets meer van elkaar te vorderen. Zij verlenen elkaar finale kwijting.

  4. Ondertekening

    Door ondertekening van deze overeenkomst verklaren beide partijen dat zij de arbeidsovereenkomst willen beëindigen en dat zij op de hoogte zijn van de gevolgen daarvan. (…)"

    1.6 [geïntimeerde] is niet aangesloten bij ABU of NBBU.

    Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

  5. [appellant] heeft betaling van een bedrag van € 10.419,03 aan loon c.s. inclusief wettelijke verhoging over de jaren 2008 en 2009 gevorderd. Naast betaling van dit bedrag heeft hij een bedrag van € 86,- ter zake van onterecht ingehouden aftrek bedrijfsmiddelen, wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Hij heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat geen sprake is geweest van een juiste en volledige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT