Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 20 de Noviembre de 2012

Datum uitspraak20 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

20 november 2012

Strafkamer

nr. S 11/01738

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 april 2011, nummer 21/000017-10, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

  2. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  3. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 november 2012.

    Nr. 11/01738

    Mr. Hofstee

    Zitting: 25 september 2012

    Conclusie inzake:

    [Verzoeker = verdachte](1)

  4. Verzoeker is bij arrest van 8 april 2011 door het Gerechtshof te Arnhem wegens 1. "Medeplegen van witwassen", 2. "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" en 3. "Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.

  5. Namens verzoeker heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, twee middelen van cassatie voorgesteld.

  6. Het eerste middel, in samenhang met de toelichting daarop gelezen, klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde witwassen niet wordt gedragen door de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, nu hieruit niet kan volgen dat de onroerende zaken gelegen aan de [a-straat 1] te Arnhem en aan de [b-straat 1] te Huissen afkomstig zijn uit de inkomsten uit handel in hennep. De steller van het middel voert aan dat uit de stukken volgt dat deze onroerende zaken vrijwel geheel gefinancierd zijn en dat het surplus voor het overige zo klein is dat het uit legale inkomsten/spaargelden eenvoudig verklaard kan worden. In zoverre is volgens de steller van het middel de bewezenverklaring betreffende feit 1 niet genoegzaam met redenen omkleed.

  7. Ten laste van verzoeker is, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, bewezen verklaard dat:

    Feit 1:

    hij in de periode van 01 januari 2005 tot en met 29 oktober 2008 te Arnhem en/of Huissen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (onroerende) goederen en geldbedragen, te weten:

    - een woning gelegen aan de [a-straat 1] te Arnhem en

    - een woning gelegen aan de [b-straat 1] te Huissen en

    - een (personenauto) BMW X5 ([AA-00-BB]) en

    - een (personenauto) Toyota Rav4 ([CC-00-DD]) en

    - een (motorfiets) Suzuki ([EE-00-FF]) en

    - een (personenauto) VW Golf ([GG-00-HH]) en

    - een (bestelbus) Mercedes-Benz Vito ([II-00-JJ]) en

    - een (personenauto) VW Golf Plus ([KK-00-LL] (Duits kenteken)) en

    - een (personenauto) Dodge Ram Van ([MM-00-NN]) en

    - een (personenauto) Renault Kangoo ([OO-00-PP]) en

    - een (personenauto) Chevrolet pick up C-2500 ([QQ-00-RR]) en

    - een Volvo Truck VVN en

    - een (personenauto) VW Caddy ([SS-00-TT]) en

    - een (personenauto) VW Caddy ([UU-00-VV]) en

    - geldbedragen,

    heeft verworven, voorhanden heeft gehad, althans van genoemde (onroerende) goederen en geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven (onroerende) goederen en geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf (te weten de handel in hennep).

    (...)

  8. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen, opgenomen in de aanvulling op het verkort arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv.

  9. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, voorts nog het volgende overwogen:

    "Overweging met betrekking tot het bewijs

    Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

    Het hof overweegt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT