Wraking van Rechtbank Groningen, President, 15 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:President

beslissing

RECHTBANK GRONINGEN

Meervoudige wrakingskamer

zaaknummer / rekestnummer: 137091 / PR RK 12-463

Beslissing van 15 november 2012

op het verzoek van

[naam]

wonende te [woonplaats],

verzoeker.

  1. De procedure

    In de zaak van de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. te Amsterdam tegen [verzoeker], wonende te [woonplaats] (529081/11-15596) heeft op

    25 oktober 2012 een rolzitting plaatsgevonden.

    Na de behandeling ter zitting heeft verzoeker bij schrijven van 25 oktober 2012 de behandelend kantonrechter, mr. C. van den Noort, (opnieuw) gewraakt.

    Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.

    Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. M.W. de Jonge, mr. F. de Jong en mr. S.M. Schothorst.

    Bij verweerschrift d.d. 1 november 2012 heeft mr. Van den Noort zijn reactie op het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer doen toekomen.

    Op 7 november 2012 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer.

    Ter zitting heeft verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht.

  2. Het standpunt van verzoeker

    Verzoeker heeft gesteld dat mr. Van den Noort tijdens de zitting van 25 oktober 2012 de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen door het mondeling ingediende wrakingsverzoek te negeren, nadat hij hem had gewezen op valsheid in geschrifte c.q. meineed in een proces-verbaal dat werd opgemaakt naar aanleiding van de zitting van 16 mei 2012 en nadat hij hem had verzocht een onderzoek in te stellen naar de deugdelijkheid van twee documenten die zijns inziens valselijk werden opgemaakt.

  3. Beoordeling

    3.1. Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

    3.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT