Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Dordrecht, 21 de Noviembre de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 21 de Noviembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank Dordrecht |
RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/870443-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te 1959,
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de PI Dordrecht te Dordrecht,
hierna: verdachte.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 7 november 2012.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft primair bewijsuitsluiting bepleit voor al het bewijs dat is verkregen als gevolg van de inzet van de burgerpseudokoper, met vrijspraak tot gevolg. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
4 De bewijsbeslissing
4.1De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, tweede cumulatief / alternatief ten laste is gelegd, omdat niet is gebleken dat verdachte de vindplaats van de schilderijen bewust heeft willen verhullen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
-
op 28 oktober 2011 te Amsterdam en/of Diemen twee, schilderijen, te weten
- 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, en
- 'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen , terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die schilderijen
wist dat het door misdrijf verkregen schilderijen betrof;
en
die schilderijen voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte ten tijde van het
voorhanden krijgen en/of overdragen van die schilderijen wist dat die schilderijen afkomstig waren van
diefstal
-
in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten
'Boslandschap met bloeiende vlier' van Jacob van Ruysdael,
immers heeft hij, verdachte, nadat genoemd schilderij is overgebracht naar een woning in de gemeente Diemen en
aldaaris overgedragen aan een persoon zich noemende [naam vertegenwoordiger] die zich voordeed al
s vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij, een bedrag van 60.000 euro in ontvangst genomen;
en
in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist,
dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was;
-
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk voordeel te trekken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals, de
navolgende handelingen heeft verricht:
- het voeren van overleg/besprekingen over het tegen een vergoeding overdragen van dat schilderij en
- het verstrekken van een of meerdere foto's van dat schilderij
teneinde een vooraf overeengekomen) geldbedrag van 1.425.000 euro aan te nemen /te ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
in de periode van 17 augustus 2011 tot en met 28 oktober 2011 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om een geldbedrag van 1.425.000 euro te verwerven en
voorhanden te hebben,
terwijl hij, verdachte, ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist,
dat dat geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf,
- overleg/besprekingen heeft gevoerd over het tegen een vergoeding overdragen van een door misdrijf verkregen schilderij, te weten 'Lachende jongen met bierkruik' van Frans Hals,
teneinde een vooraf overeengekomen geldbedrag van 1.425.000 euro aan te nemen/te ontvangen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverwegingen
Door de verdediging is aangevoerd dat niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de inzet van de burgerpseudokoper. Volgens de verdediging is hiermee sprake van een onherstelbaar vormverzuim waarvan de resultaten moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Bij het gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid dient onder meer gekeken te worden naar de aard van het misdrijf, de impact hiervan en de overige bijzondere omstandigheden van het geval. Dit onderzoek “Kopie” betreft een grote zaak met onder meer een schilderij dat niet alleen een financiële waarde heeft van vele miljoenen maar dat ook behoort tot het culturele erfgoed van onze samenleving. Voorafgaand aan het onderzoek “Kopie” vond er in Almelo een onderzoek “Egidio” plaats. In dit onderzoek werd op grond van artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering gebruik gemaakt van een burgerpseudokoper om een zestal waardevolle schilderijen terug te halen via medeverdachte [medeverdachte 1].
Toen op een gegeven moment de twee gestolen schilderijen uit Leerdam ter sprake zijn gekomen is ervoor gekozen ook in dit onderzoek gebruik te maken van de burgerpseudokoper en hiertoe is een nieuwe overeenkomst opgesteld. Gezien de specifieke aard van de zaak en het traject dat reeds liep, acht de rechtbank de inzet van de burgerpseudokoper niet buitenproportioneel. Juist in kunstzaken heeft men een lange adem nodig om tot...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT