Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Voorzieningenrechter, 10 de Septiembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Septiembre de 2012
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 12 / 26571 (vrijheidsontneming)

AWB 12 / 26568 (toegangsweigering)

uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 17 september 2012 in de zaak tussen

[naam eiser],

geboren op [geboortedatum], van Togolese nationaliteit, verblijvende in Uitzetcentrum(UZC)[locatie]

eiser en verzoeker: hierna te noemen eiser,

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk),

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,

(gemachtigde: mr. T. Nauta, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te

’s-Gravenhage).

Procesverloop

De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 11 augustus 2012 aan eiser op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de verordening EG 562/2006 (Schengengrenscode) de toegang tot Nederland geweigerd en bij besluit van 12 augustus 2012 aan hem op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

Eiser heeft tegen de maatregel op 20 augustus 2012 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.

Eiser heeft tegen het besluit tot toegangsweigering op 20 augustus 2012 bij verweerder administratief beroepschrift ingediend. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt de voorzieningenrechter verweerder te gebieden hem te behandelen als ware hem de toegang tot Nederland verleend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

  1. Indien tegen een besluit administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

  2. Eiser heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De weigering eiser toegang te verlenen is niet rechtmatig. Eiser was in het bezit van een geldig Schengenvisum. Voorts was er onvoldoende grond eiser aan een zogenoemde tweedelijnscontrole te onderwerpen. In het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2012 staat dat bij eisers aankomst twijfel ontstond of eiser voldeed aan de voorwaarden voor toegang. Eiser had echter voldoende passende documentatie bij zich. Hij beschikte over een paspoort, een geldig visum, een hotelreservering en over voldoende middelen van bestaan. Op grond hiervan en mede in het licht van artikel 5, vierde lid, onder b, van de Schengengrenscode, had aan eiser toegang tot Nederland behoren te worden verleend. De twijfel bij verweerder of aan de voorwaarden voor toegang werd voldaan is in onvoldoende mate onderbouwd. Er was daarom geen aanleiding voor het verrichten een tweedelijnscontrole. De nadere toelichting hierop door verweerder ter zitting kan daar niet aan af doen omdat van de door verweerder genoemde omstandigheden niet blijken uit voormeld proces-verbaal. Het feit dat na de tweedelijncontrole is gebleken dat eiser het doel van zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT