Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 5 de Diciembre de 2012

Datum uitspraak 5 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/2727 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2011, 10/2978 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 5 december 2012

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.M. Deiman, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2012. Voor appellant is mr. Deiman verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 maart 2004 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van (de rechtsvoorganger van) [naam werkgever] ([T.] of werkgever). Vanaf 1 december 2008 heeft appellant geen loon van werkgever meer ontvangen.

1.2. Op 12 oktober 2009 heeft de kantonrechter te Rotterdam de arbeidsovereenkomst tussen appellant en werkgever ontbonden met ingang van 1 november 2009.

1.3. Op 13 oktober 2009 is werkgever in staat van faillissement verklaard. Naar aanleiding van dat faillissement heeft appellant op 4 november 2009 bij het Uwv een aanvraag gedaan om een uitkering op grond van Hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet (WW), een zogenoemde faillissementsuitkering. Bij besluit van 1 december 2009 heeft het Uwv appellant een voorschot op de faillissementsuitkering verstrekt, waarvan de einddatum op 1 november 2009 was gesteld.

1.4. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 december 2009, voor zover er daarbij vanuit is gegaan dat de opzegtermijn is aangevangen op 1 augustus 2009 en geëindigd op 1 november 2009. Bij besluit van 21 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft overwogen dat de betalingsonmacht van de werkgever eerst op 13 oktober 2009 onomstotelijk vast stond. In de aanloop naar die datum waren er overduidelijk financiële problemen en moest de werkgever bij de besteding van de fondsen keuzes maken. Er was echter nog wel geld in kas en er konden keuzes worden gemaakt. Dat appellant niet werd betaald was geen onmacht maar onwil. Er is voor het Uwv dan ook geen aanleiding geweest om een andere datum dan 1 november 2009 aan te nemen als datum voor de beëindiging van het dienstverband.

  1. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.

  2. ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT