Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 12 de Diciembre de 2012

Datum uitspraak12 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/1836 ZVW en 12/1837 ZVW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 29 februari 2012, 11/2591 (aangevallen uitspraak I) en van 22 februari 2012, 11/2590 (aangevallen uitspraak II)

Partijen:

[A. te B. ] (appellant)

College voor zorgverzekeringen (Cvz)

Datum uitspraak: 12 december 2012

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken I en II.

Cvz heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2012. Appellant is verschenen. Cvz heeft zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant woonde in 2006 en 2007 in België en ontving een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een pensioen van het Algemeen Burgerlijk pensioenfonds (ABP).

1.2. Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellant door Cvz als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft hij op grond van verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) recht op zorg in het woonland (België), ten laste van Nederland (het pensioenland). Voor dit recht op zorg is op grond van artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (buitenlandbijdrage). Appellant heeft zich met een E-121 formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan van zijn woonplaats. Door dit orgaan is bevestigd dat hij met ingang van 1 januari 2006 in België is ingeschreven en dat de kosten van medische zorg ten laste van Nederland komen.

1.3. Bij besluit van 21 november 2008 heeft Cvz de jaarafrekening van de buitenlandbijdrage over 2007 voorlopig vastgesteld op € 1.072,--.

1.4. De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 25 juni 2009 een beschikking Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi-beschikking) over het jaar 2006 en op 19 januari 2010 een NiNbi-beschikking over het jaar 2007 aan appellant toegezonden.

1.5. Bij besluit van 15 juli 2010 heeft Cvz de jaarafrekening van de buitenlandbijdrage over 2007 definitief vastgesteld op € 3.406,45 met het verzoek om het nog niet betaalde bedrag van € 2.332.45 binnen zes weken na dagtekening te betalen.

1.6. Bij beslissing op bezwaar van 13 april 2011 (bestreden besluit 1) heeft Cvz het tegen het onder 1.5 genoemde besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Cvz erkent dat de in artikel 6.3.3 van de Regeling zorgverzekering (Regeling) genoemde termijn is overschreden, maar neemt het standpunt in dat dit niet afdoet aan de bijdrageplicht van appellant. Cvz biedt een compensatie door het achterwege laten van het heffen van rente en wijst op de mogelijkheid van een betalingsregeling op verzoek.

1.7. Bij besluit van 22 juli 2010 heeft Cvz de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT