Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 14 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/704608-12

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2012

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],

geboren te [geboortegegevens verdachte],

wonende te [adresgegevens verdachte],

gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.

Raadsman is mr. P.J. Schambergen, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feiten 1, 2, 4, 5, 6, 8 en 10: samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een bedrijf;

Feiten 3, 7 en 9: samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in te breken in een bedrijf;

Feiten 11, 12 en 13: heeft ingebroken in een bedrijf.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte ontkent weliswaar, maar bij alle inbraken die op de tenlastelegging staan is DNA van verdachte aangetroffen.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de DNA-sporen (met uitzondering van een bloedspoor) afkomstig zijn van losse voorwerpen die door iemand anders op de plaats delict geplaatst kunnen zijn. Voor het bloedspoor heeft verdachte een plausibele verklaring geven. Daar komt bij dat er geen ander bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Feiten 1, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 11 en 13

Ten aanzien van al deze feiten is namens de betreffende bedrijven aangifte gedaan van inbraak. Op de plaatsen delict zijn verschillende voorwerpen aangetroffen, zoals drinkflesjes- en blikjes, sigarettenpeuken en fruit, die volgens de aangevers niet afkomstig waren van de bedrijven. Van deze voorwerpen zijn DNA-monsters genomen. Na onderzoek bleken deze DNA-monsters overeen te komen met het DNA-profiel van verdachte. Verdachte ontkent de inbraken te hebben gepleegd en heeft aangevoerd dat de voorwerpen waarop zijn DNA is aangetroffen door een ander op de plaatsen delict moeten zijn neergelegd. Dat zou zomaar kunnen nu hij meerdere familieleden heeft die “een kraak” niet schuwen en de verantwoordelijkheid wel eens op hem zouden willen afschuiven.

De rechtbank overweegt dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen. Het aantreffen van het DNA van verdachte op de diverse plaatsen delict doet natuurlijk wel wenkbrauwen fronsen, maar nu het DNA is aangetroffen op losse voorwerpen die niet afkomstig waren uit de betreffende bedrijven kan de rechtbank niet uitsluiten dat de dragers van het DNA door een ander dan verdachte aldaar zijn geplaatst. De enkele DNA-match kan dan niet tot een bewezenverklaring leiden. De rechtbank spreekt verdachte van deze feiten vrij.

Feit 4

Op 6 februari 2009 is namens [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van inbraak in het bedrijfspand te Kerkrade tussen 5 en 6 februari 2009. De ruit van de garagepoort is uitgenomen. Weggenomen zijn de harde schijf van de bewakingscamera en twee autosleutels. Uit technisch onderzoek bleek dat er aan de achterzijde van het bedrijfspand twee drinkblikjes op de bestrating van de oprit lagen. Beide blikjes waren afkomstig uit de koelkast op kantoor. Op één van de blikjes wordt DNA-materiaal aangetroffen dat overeenstemt met het DNA-profiel van verdachte. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij de betreffende inbraak heeft gepleegd.

Verdachte ontkent dat hij deze inbraak heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat ook hier iemand anders het blikje waarop zijn DNA-sporen zijn aangetroffen op de plaats delict moet hebben neergelegd.

De rechtbank overweegt dat bij deze inbraak – in tegenstelling tot de bovenstaande inbraken - het DNA van verdachte is aangetroffen op een drinkblikje dat afkomstig was uit het bedrijf waar de inbraak is gepleegd. De drager van het DNA kan dus onmogelijk van buiten naar binnen gebracht zijn en het DNA moet daarom wel in het bedrijf op de drager zijn aangebracht. Nu er geen andere plausibele verklaring wordt gegeven voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte op deze drager gaat de rechtbank er van uit dat verdachte ten tijde van de inbraak in het bedrijf aanwezig is geweest en ook daaraan heeft deelgenomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd, en wel samen met [naam medeverdachte].

Feit 6

Op 11 december 2004 is namens [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand gelegen aan de [D.C.straat] te Landgraaf tussen 10 en 11 december 2004. Er is een stalen zijwand kapot geknipt om toegang te krijgen tot de vuurwerkbunker. Tevens zijn er houten deuren verbroken. Uit de ruimte is een hoeveelheid vuurwerk weggenomen. Tijdens het technisch onderzoek wordt naast de poort een bloedspoor aangetroffen. Het DNA-profiel in dit bloedspoor bleek na onderzoek overeen te stemmen met dat van verdachte.

Verdachte ontkent dat hij deze inbraak heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij vaker illegaal vuurwerk kocht bij dit bedrijf en dat hij zich toen waarschijnlijk aan een verpakking heeft verwond.

De rechtbank overweegt dat het bloed dat op de plaats delict is aangetroffen van verdachte is. Zij acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, nu nergens uit blijkt dat verdachte vaker in het bedrijf kwam. Nu er geen andere plausibele verklaring wordt gegeven voor de aanwezigheid van het bloed van verdachte op deze plaats – direct nadat er een inbraak is gepleegd - gaat de rechtbank er van uit dat verdachte ten tijde van de inbraak aanwezig is geweest en deze ook heeft gepleegd. Voor medeplegen door een ander(en) is er geen bewijs in het dossier.

Feit 10

Op 15 juni 2010 is namens [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van een inbraak in het sportcomplex aan de [L.weg] in de gemeente Horst aan de Maas, tussen 14 en 15 juni 2010. Er is ingebroken in de kantine door een raam te vernielen. De kluisdeur is opgebroken en de geldkisten met inhoud zijn verdwenen. Ook is de buitendeur van het magazijn opengebroken. Uit een tray AA-drink is een flesje weggenomen. Uit sporenonderzoek komt naar voren dat er een leeg flesje AA-drink, dat voorzien is van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT