Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Hertogenbosch

vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 179071 / HA ZA 08-1561

Vonnis van 12 december 2012

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's Hertogenbosch,

tegen

  1. [gedaagde 1],

    wonende te [woonplaats],

  2. de stichting

    STICHTING ZIEKENHUIS BERNHOVEN,

    gevestigd te Veghel,

    gedaagden,

    advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht.

    Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagde 1] en het ziekenhuis worden genoemd.

  3. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 27 oktober 2010,

    - de akte d.d. 24 november 2010 zijdens [gedaagde 1] en het ziekenhuis, met productie,

    - de akte van depot d.d. 24 oktober 2011 waarin staat vermeld dat op die datum door prof. dr. A.A.J. van Zundert, mede namens dr. F.W. Bertelsmann en prof. dr. J.T. Wilmink ter griffie een deskundigenbericht in deze zaak is gedeponeerd,

    - de conclusie na deskundigenbericht d.d. 25 januari 2012,

    - de antwoordconclusie na deskundigenbericht d.d. 21 maart 2012.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

    1.3. Omdat de rechter die deze zaak eerder heeft behandeld en ten overstaan van wie de comparitie heeft plaatsgevonden, wegens benoeming elders de behandeling niet kan voortzetten, is de zaak overgedragen aan een andere rechter.

  4. De verdere beoordeling

    2.1. Bij tussenvonnis van 27 oktober 2010 heeft de rechtbank drie deskundigen benoemd: anesthesioloog prof.dr. A.A.J. van Zundert, neuroloog/neurofysioloog dr. F.W. Bertelsmann en neuroradioloog prof. dr. J.T. Wilmink. De rechtbank heeft hen opgedragen gezamenlijk rapport uit te brengen ter beantwoording van de in het vonnis (onder 3.3.) opgenomen vragen. Kort gezegd houdt die vraagstelling in of [gedaagde 1] op 5 december 2002 bij [eiser] de verdoving op een juiste wijze heeft gezet en of [gedaagde 1] na het optreden van de complicaties had mogen doorgaan met verdere toediening van de verdovingsvloeistof.

    Ziekte van Parkinson en de bindende eindbeslissing

    2.2. De rechtbank heeft de deskundigen niet gevraagd te onderzoeken of [gedaagde 1], in verband met de ziekte van Parkinson waaraan hij toen al leed, bekwaam was tot het toedienen van de verdoving. Eerder heeft de rechtbank immers reeds beslist dat in dit verband van een kunstfout geen sprake is geweest. Zie hiervoor het tussenvonnis van 25 november 2009 onder 4.11 en 4.12. Toch zijn de deskundigen kort op deze vraag ingegaan en hebben zij geconcludeerd dat het dossier geen grond biedt om aan te nemen dat [gedaagde 1] vanwege zijn ziekte onbekwaam was tot het zetten van de Pippa blokkade. [eiser] acht deze conclusie onjuist en bovendien onterecht gegeven. In antwoord op vragen hierover van [eiser] hebben de deskundigen toegelicht waarom zij op dit onderwerp zijn ingegaan hoewel hen daar niet om was gevraagd. De rechtbank acht het begrijpelijk en niet onzorgvuldig dat de deskundigen aandacht hebben besteed aan dit onderwerp, nu [eiser] en [gedaagde 1] in hun gesprekken met de deskundigen hierover het een en ander naar voren brachten. De deskundigen hebben hun voorzichtige conclusie op dit punt gegeven met de vermelding dat deze slechts is gebaseerd op de beperkte gegevens waarover zij konden beschikken. De rechtbank acht ook dit niet onzorgvuldig.

    2.3. Noch in de inhoud van het rapport van de deskundigen, noch in wat [eiser] in zijn laatste conclusie naar voren brengt, ziet de rechtbank aanleiding terug te komen op haar eerdere beslissing dat in verband met de ziekte van Parkinson van [gedaagde 1] geen sprake is geweest van een kunstfout. Wat [eiser] thans naar voren brengt is grotendeels een herhaling van wat hij al eerder naar voren bracht en waarin de rechtbank toen ook geen aanleiding zag terug te komen op haar eerdere beslissing. Zie hiervoor het tussenvonnis van 14 juli 2010 onder 2.11 en 2.12. Het verzoek van [eiser] om op dit punt bewijs te mogen leveren door middel van getuigen, om het ziekenhuis te bevelen medische en arbeidskundige informatie over [gedaagde 1] in het geding te brengen, en om een deskundige te benoemen om te beoordelen of [gedaagde 1] gelet op zijn ziekte wel bekwaam was om de anesthesie bij [eiser] te verzorgen, zal worden afgewezen.

    Het deskundigenrapport

    2.4. Ter beantwoording van de vragen van de rechtbank hebben de deskundigen een onderzoek uitgevoerd. Zij hebben met [eiser] en met [gedaagde 1] gesproken en eigen onderzoek verricht, waaronder aanvullend CT- en MRI-onderzoek, waarvan zij verslag hebben gedaan in hun rapport. De deskundigen hebben kennis genomen van de informatie uit de behandelende sector en de belangrijkste gegevens daaruit opgenomen in hun rapport. Zij hebben de resultaten bekeken van uitgevoerde beeldvormende onderzoeken (voor zover nog voorhanden) en deze van commentaar voorzien. Ook hebben zij kennis genomen van de stukken uit de tuchtrechtelijke procedure (in twee instanties) en uit het rechtbankdossier, waaronder de stukken van de medisch adviseurs. Vervolgens hebben de deskundigen uitvoerig hun neurologische en anesthesiologische conclusies beschreven, met verwijzingen naar relevante literatuur. Daarna hebben zij de vragen van de rechtbank beantwoord door het geven van hun belangrijkste conclusies. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en vragen te stellen naar aanleiding van de conceptversie van het rapport. De vragen en opmerkingen van partijen en de daarop gegeven antwoorden van de deskundigen maken deel uit van het rapport.

    2.5. De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen hun onderzoek op zorgvuldige wijze hebben uitgevoerd. Het uitvoerige rapport is inhoudelijk consistent en bevat goed gemotiveerde conclusies. De rechtbank zal haar oordeel dan ook baseren op de inhoud van dit rapport.

    Verzwaarde stelplicht

    2.6. De deskundigen hebben er in hun rapport melding van gemaakt dat de reconstructie van de gebeurtenissen werd bemoeilijkt doordat de verslaglegging van onder andere de anesthesie uiterst summier, onvolledig en soms onleesbaar was, en een deel van het röntgenmateriaal is zoekgeraakt. De deskundigen waren daarom genoodzaakt om voor de reconstructie uit te gaan van de verklaring van [gedaagde 1] in zijn brief van 5 februari 2003, waarvan zij overigens opmerken dat deze op een belangrijk punt inconsistent is met wat [gedaagde 1] op 11 mei 2011 tegenover deskundige Van Zundert heeft verklaard. Het is juist, zoals de deskundigen aangeven in hun rapport, dat het aan de rechter is voorbehouden te oordelen wat de gevolgen van dit alles moeten zijn.

    2.7. Volgens de hoofdregels van bewijsrecht dient [eiser] te bewijzen dat bij de operatie op 5 december 2002 door [gedaagde 1] een kunstfout is gemaakt. Tegelijk kan in een geval als dit van het ziekenhuis worden verlangd dat zij voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting dat sprake is geweest van een kunstfout, om [eiser] daarmee aanknopingspunten te bieden voor eventuele verdere bewijslevering (zie o.a. Hoge Raad 20 november 1987, NJ 1988, 500). Deze zogenaamde verzwaarde stelplicht van het ziekenhuis leidt ertoe dat het bewijsrisico dat op [eiser] rust wordt verlicht.

    2.8. Voor een goede reconstructie van de gang van zaken bij het toedienen van de verdoving is het anesthesieverslag een belangrijk document. Het anesthesieverslag dat is opgemaakt tijdens dan wel direct na de operatie van 5 december 2002 is niet compleet en biedt onvoldoende inzicht in hoe de anesthesie precies is verlopen. [gedaagde 1] heeft in een brief van 5 februari 2003 aan de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis alsnog een uitvoerige beschrijving gegeven van het verloop van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT