Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Arnhem, 18 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/4371

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 18 december 2012

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Haaglanden, kantoor Den Haag, verweerder.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].H.96) inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.689. Tevens is bij beschikking € 227 aan heffingsrente in rekening gebracht.

    Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 september 2011 het bezwaar van eiser afgewezen en de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

    Eiser heeft daartegen bij brief van 14 oktober 2011, ontvangen door de rechtbank op 24 oktober 2011, beroep ingesteld.

    Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2012 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].

  2. Feiten

    Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in het onderhavige jaar in Nederland. Eiser is sinds 1983 in dienstbetrekking werkzaam bij het Europese Octrooi Bureau (hierna: het EOB) te Rijswijk. Uit deze dienstbetrekking heeft eiser in het jaar 2009 een salaris ontvangen. Het salaris van het EOB is vrijgesteld van de heffing van inkomstenbelasting.

    In zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009 heeft eiser, naast zijn vrijgestelde salaris van het EOB, onder meer een voordeel uit sparen en beleggen opgenomen van € 30.689.

    Overeenkomstig de aangifte heeft verweerder met dagtekening 20 juli 2011 de onderhavige aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.689. Het bedrag van de aanslag bedroeg € 9.188 en bestond uit € 227 aan heffingsrente en € 8.961 aan verschuldigde inkomstenbelasting (30% van € 30.689 -/- € 245 aan heffingskortingen).

  3. Geschil

    In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  4. Is de op 27 juni 2006 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie gesloten overeenkomst betreffende het EOB, Trb. 2006, 155 (hierna: de Zetelovereenkomst) in strijd met het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Octrooiorganisatie, Trb. 1976, 101 (hierna: het Protocol)?

  5. Leidt de belastingheffing over de inkomsten uit sparen en beleggen van eiser tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling tussen enerzijds medewerkers van het EOB die de Nederlandse nationaliteit bezitten en duurzaam in Nederland woonachtig zijn en anderzijds medewerkers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en eveneens duurzaam in Nederland verblijven?

    Eiser beantwoordt deze vragen bevestigend, verweerder ontkennend.

    Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd:

    • dat de Zetelovereenkomst, in het bijzonder artikel 10, zesde lid, in strijd is met het Protocol;

    • dat alle medewerkers die duurzaam in Nederland verblijven en dus een band hebben met Nederland gelijk moeten worden behandeld, ongeacht hun nationaliteit;

    • dat alle medewerkers, anders dan diplomaten, op grond van het Protocol een fiscale band hebben met het gastland Nederland;

    • dat sprake is van een bij artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM verboden ongelijke behandeling;

    • dat de Zetelovereenkomst nietig en in strijd is met artikel 1 van de Grondwet omdat deze niet met goedkeuring van de Staten-Generaal tot stand is gekomen.

    Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

  6. Beoordeling van het geschil

    Ingevolge artikel 37, tweede lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1961, 159...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT