Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Breda, 21 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

RECHTBANK BREDA

Sector strafrecht

parketnummer: 02/994512-11

vonnis van de meervoudige economische kamer van 21 december 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [datum en plaats]

wonende te [adres]

raadslieden mr. R.E. Drenth en mr. G.L.A.M. Koppen, beiden advocaat te Breda

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9, 10, 24 en 26 oktober, 5, 9, 13, 14, 16 en 21 november en 7 december 2012, waarbij de officieren van justitie, mr. Koopmans en mr. Bliek, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:

1. primair: Chemie-Pack Nederland B.V. opzettelijk brand heeft gesticht in/op een bedrijf te Moerdijk, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan, aan welk feit verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

1. subsidiair: Chemie-Pack Nederland B.V. schuldig is aan het ontstaan van brand in/op een bedrijf te Moerdijk, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan, aan welk feit verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

2. Chemie-Pack Nederland B.V., al dan niet opzettelijk, zonder milieuvergunning een inrichting of de werking daarvan heeft veranderd en in werking gehad, aan welk feit verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

3. Chemie-Pack Nederland B.V., al dan niet opzettelijk, zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, bestaande uit het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting waarop het Besluit risico’s zware ongevallen van toepassing was, en die (veranderde) inrichting in werking heeft gehad, aan welk feit verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

4. Chemie-Pack Nederland B.V., als degene die een inrichting dreef waarop het Besluit Risico’s zware ongevallen van toepassing was, al dan niet opzettelijk, niet alle maatregelen heeft getroffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en/of de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken, aan welk feit verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

3 De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.

Feiten 2 en 3

De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3 van de dagvaarding bepleit dat de tenlastelegging op deze onderdelen niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voldoet omdat het eerste gedachtestreepje, maar ook het vierde, zodanig algemeen is opgesteld dat het – ook in samenhang met het dossier – niet is vast te stellen waar het openbaar ministerie op doelt.

Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje van de feiten 2 en 3 – waarin aan verdachten wordt verweten in de periode van januari 2010 tot en met 30 september 2010, respectievelijk 1 oktober 2010 tot en met 5 januari 2011 gevaarlijke stoffen van ADR- klasse 3, 4.1, 4.2, 6.1, 8 en/of 9 op het bedrijfsterrein buiten de gebouwen en het overkapte terreingedeelte te hebben opgeslagen, aanwezig te hebben, te bewerken en/of te verwerken – stelt de verdediging dat feitelijk bijna alle gedragingen ten aanzien van een ruime hoeveelheid stoffen in een periode van ruim een jaar onder deze tenlastelegging vallen en dat de dagvaarding derhalve onvoldoende gericht is, terwijl het dossier daarnaast zo omvangrijk is dat het ondoenlijk is elk relevant document te bespreken.

Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging als geheel mede in samenhang met het onderliggende proces-verbaal voldoende duidelijk maakt wat aan de verdachten wordt verweten en dat zulks ook is gebleken bij de behandeling ter terechtzitting

De rechtbank is van oordeel dat het eerste gedachtestreepje van feit 2 en 3 van de tenlastelegging, bezien in samenhang met de tenlastelegging als geheel en het proces-verbaal, aan verdachten voldoende duidelijk heeft gemaakt wat het verwijt van het openbaar ministerie in deze is. De rechtbank overweegt daarbij dat het de verdachten duidelijk moet zijn dat het onderzoek, het proces-verbaal en de tenlastelegging zich hebben gericht op de brand en de oorzaken van de brand waarbij de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op het middenterrein is geconstateerd en voorwerp van verder onderzoek is geworden. In het proces-verbaal is het gebruik van het middenterrein op een aantal punten nader uitgewerkt. Op pagina 1204 en verder (het proces verbaal bevindingen omtrent het structureel opslaan van gevaarlijke stoffen op het middenterrein) zijn de brandweerlijsten van 6 met name genoemde dagen geanalyseerd waarbij is aangeven welk voorschrift van de Wm-vergunning zou zijn overtreden. Ook op pagina 2844 en verder is onder andere aan de hand van de brandweerlijst van 4 januari 2011 en bewegingen op 5 januari 2011, maar ook aan de hand van getuigen en de resultaten van monsters, getracht in kaart te brengen welke stoffen in welke hoeveelheden en van welke ADR-klasse opgeslagen waren op het middenterrein. Dit resulteert op pagina 2878 onder het kopje “Vermoedelijk overtreden strafbare feiten” in een opsomming van hetgeen vermoedelijk in strijd met de vergunning was opgeslagen. Aan de hand van deze gedeelten uit het dossier moet aan verdachten in ieder geval duidelijk zijn welk verwijt is gemaakt. Dat sprake is van een zeer omvangrijk proces-verbaal dat ook op ander punten aanwijzingen bevat van dezelfde verwijten maakt niet dat de dagvaarding daardoor onvoldoende heeft voldaan aan de informatiefunctie aan de verdachten en de rechtbank. De ruimte in de bewoordingen van de dagvaarding en de omvang van het dossier maakt dat op deelaspecten onduidelijkheid kan ontstaan over de vraag hoever de verwijten precies reiken (ook laden en lossen vanaf de calamiteitenplaats?) maar ook hier biedt het proces-verbaal, door zich op deze mogelijke bezwaren niet te richten, voldoende richting. Hiervan is ook gebleken bij de behandeling ter zitting, het bleek mogelijk gericht vragen te stellen aan getuigen en verdachten en de raadslieden van verdachten bleken ook in staat zich in voldoende mate te verweren tegen de verwijten gemaakt onder het eerste gedachtestreepje van feit 2 en 3 van de tenlastelegging. Het verweer strekkende tot het nietig verklaren van het eerste gedachtestreepje van feit 2 en feit 3 van de dagvaarding dient te worden afgewezen.

Ten aanzien van het vierde gedachtestreepje wordt de partiële nietigheid bepleit ten aanzien van het verwijt dat andere vloeistoffen en vaste stoffen in IBC’s zijn gemengd. Ten aanzien van het mengen van ferroceen en tolueen in IBC's concluderen de raadslieden dat dit voldoende is uitgewerkt in het proces-verbaal, maar stellen dat ondoenlijk is om iedere bewijssuggestie ten aanzien van andere vloeistoffen en vaste stoffen te bespreken. Het openbaar ministerie bedient zich ten aanzien van dit verweer van dezelfde argumenten als hierboven weergegeven.

De rechtbank overweegt dat op zichzelf de omvang van het verwijt als gemaakt in de tenlastelegging op dit punt ingekaderd is tot het verrichten van de handelingen: mengen van vloeistoffen en vaste stoffen in IBC's. Dit verwijt is voorwerp van onderzoek geweest waarvan op pagina 3202 en verder van het proces-verbaal verslag wordt gedaan. Dit deelonderzoek waarvan in 22 pagina's verslag wordt gedaan heeft zich gericht op het mengen in IBC's. Er worden aan de hand van getuigen, werkorders en facturen handelingen beschreven in het resumé ten aanzien van verschillende producten. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval uit dit gedeelte van het proces-verbaal voldoende blijkt welke andere vloeistoffen en vaste stoffen zijn bedoeld, zodat ook dit verweer strekkende tot het partieel nietig verklaren van de dagvaarding dient te worden afgewezen.

Feit 4

Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging de partiële nietigheid bepleit voor wat betreft het onderdeel A alsmede onderdeel B met uitzondering van de verwijten ten aanzien van het functioneren van de brandblusmiddelen en het gebruik van de schuimblusinstallatie, omdat de tenlastelegging zowel onduidelijk als innerlijk tegenstrijdig is.

Met betrekking tot feit 4 onderdeel A heeft de verdediging aangevoerd dat dit onderdeel niet strookt met de kwalificatieve vingerwijzing naar artikel 5 lid 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO), dat twee verschillende strafbare feiten als één feit zijn verpakt en ten slotte dat de aanhef van de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is met tekst onder A. Het openbaar ministerie wijst er ten verwere op dat de artikelen 5 lid 2 tot en met 4 BRZO kunnen worden beschouwd als een uitwerking van lid 1.

De rechtbank constateert dat uit de tekst van de tenlastelegging volgt dat het verwijt van het openbaar ministerie onder feit 4 onderdeel A kort gezegd ziet op het al dan niet opzettelijk niet treffen van alle maatregelen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en/of de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken door als drijver van een inrichting waarop het BRZO van toepassing was, de inrichting of werkwijze te veranderen zonder de daarmee gepaard gaande risico's opnieuw te bezien. Die veranderingen bestonden uit kort gezegd de opslag van gevaarlijke stoffen, het verwerken van harsproducten op het middenterrein en het gebruik van de membraanpomp. De rechtbank constateert dat deze delictsomschrijving wat betreft de aanvang is toegesneden op artikel 5 lid 1 BRZO en bij de feitelijke invulling is toegesneden op artikel 5 lid 4 BRZO. De rechtbank volgt het openbaar ministerie in haar stelling dat artikel 5 lid 1 BRZO gezien moet worden als een generalis van de leden 2 tot en met 4 waarin de verplichting ex artikel 5 lid 1 BRZO voor een aantal situaties wordt geconcretiseerd. Artikel 25 BRZO bepaalt dat handelen of nalaten in strijd met artikel 5 eerste tot en met vierde lid een strafbaar feit is als bedoeld in artikel 1, onder 3 WED, zodat sprake is van een gelijke strafbedreiging. De rechtbank concludeert dat het gemaakte verwijt, overtreding van artikel 5 lid 1 BRZO door niet te handelen conform artikel 5...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT