Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Diciembre de 2012

Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/5007 ZVW, 11/5009 ZVW, 11/6177 ZVW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2011, 10/3858 en 10/3863 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.]

het College van zorgverzekeringen (Cvz)

Datum uitspraak 19 december 2012.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Cvz heeft een verweerschrift ingediend.

Cvz heeft de Raad een nieuw besluit op bezwaar van 10 oktober 2011 toegezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2012. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Siemeling.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

    1.1. Appellant, geboren [in] 1961, woonde in 2006 en 2007 in Lommel (België). Hij ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

    1.2. Met ingang van 1 januari 2006 is in Nederland de Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. Ingevolge de Zvw is appellant door Cvz als verdragsgerechtigde in de zin van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) aangemerkt en heeft hij recht op zorg in het woonland (België) ten laste van het pensioenland (Nederland). Voor dit recht op zorg is een bijdrage (buitenlandbijdrage) verschuldigd. De hoogte van de buitenlandbijdrage is gerelateerd aan de gemiddelde zorgkosten in het woonland gedeeld door de gemiddelde uitgaven voor zorg per verzekerde in Nederland (woonlandfactor) Appellant heeft zich met een E-121 formulier ingeschreven bij het Belgische ziekenfonds (Christelijke Mutualiteit Limburg). Door dit orgaan is bevestigd dat hij met ingang van 16 oktober 2006 in België is ingeschreven en dat de kosten van medische zorg ten laste van Nederland komen.

    1.3. Bij besluit van 9 april 2008 heeft de Belastingdienst het zogenaamd Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) van appellant over 2006 vastgesteld op € 22.354,--. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze NiNbi-beschikking. Bij besluit van 19 februari 2009 heeft de Belastingdienst dit bezwaar ongegrond verklaard. Op 19 april 2009 heeft de Belastingdienst het NiNbi-inkomen over 2007 vastgesteld.

    1.4. Bij besluit van 8 maart 2010 heeft Cvz aan appellant de definitieve jaarafrekening over 2006 toegezonden, waarbij de buitenlandbijdrage is vastgesteld op een bedrag van € 223,79.

    1.5. Bij besluit van 22 maart 2010 heeft Cvz aan appellant de definitieve jaarrekening over 2007 toegezonden, waarbij de buitenlandbijdrage is vastgesteld op een bedrag van € 3.845,96.

    1.6. Bij besluit van 23 juli 2010 (bestreden besluit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT