Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 18 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 18 december 2012

Zaaknummer 200.090.188/01

(zaaknummer rechtbank: 495508 CV EXPL 10-5076)

HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

  1. [appellant sub 1],

    wonende te [woonplaats],

    toevoeging,

  2. [appellante sub 2],

    wonende te [woonplaats],

    toevoeging,

    appellanten,

    in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,

    hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],

    advocaat: mr. Th. H. Meeuwis, kantoorhoudende te Dronten,

    tegen

    [geïntimeerde],

    gevestigd te [X],

    geïntimeerde,

    in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,

    hierna te noemen: [geïntimeerde],

    advocaat: mr. G.C.M. Schipper, kantoorhoudende te Amsterdam.

    De inhoud van het tussenarrest d.d. 23 augustus 2011 wordt hier overgenomen.

    Het verdere procesverloop

    Ter uitvoering van voormeld tussenarrest heeft op 12 oktober 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.

    Vervolgens hebben [appellanten] een memorie van grieven genomen, waarbij producties zijn overgelegd.

    De conclusie van de memorie van grieven luidt:

    “bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, waarvan beroep, te vernietigen en te beslissen conform de eis zoals deze is geformuleerd in de appèlschriftuur, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.”

    De bedoelde eis in de appèldagvaarding luidt als volgt:

    “1. te vernietigen het vonnis waarvan beroep;

  3. alsnog te bepalen dat eisers in reconventie in eerste aanleg, althans appellanten, ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, inhoudende dat de besloten vennootschap [geïntimeerde] zal worden veroordeelt tot:

    - het geven van inzage in de aan eisers in rekening gebrachte kosten onder de noemers “vergoeding voor het onderhoud en beheer van de infrastructuur” en “voorschot vergoeding voor bijkomende kosten”, zulks eveneens over de jaren 2003 tot en met 2008 op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat de besloten vennootschap [geïntimeerde] in gebreke blijft de gevraagde inzage te verschaffen;

    - betaling van het gevorderde bedrag ad € 5.471,93, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, voorzover de besloten vennootschap [geïntimeerde] niet aan voornoemde inzage verplichting voldoet;

    - betaling van € 2.850,-- wegens de onkosten die appellanten in eerste aanleg ten behoeve van dat geding hebben moeten maken;

    - betaling van de nakosten ten deze voorzover de besloten vennootschap [geïntimeerde] niet in der minne haar verplichtingen ten deze nakomt, zodat het gevraagde arrest betekend moet worden met bijkomende werkzaamheden;

    - betaling van de kosten van deze procedure;

    en dat deze vorderingen worden toegewezen;

  4. geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellanten ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde hebben voldaan aan appellanten terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot de dag van terugbetaling;

  5. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties;

    een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.”

    Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:

    “1. te bekrachtigen het vonnis, althans de vonnissen waarvan beroep;

  6. [appellanten] te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg, alsmede van dit hoger beroep;

  7. een en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.”

    Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

    Het hof merkt op dat beide partijen een incompleet procesdossier hebben overgelegd, waarbij het door [appellanten] overgelegde dossier ten dele ook nog ongeordend was. Het hof heeft ten aanzien van de in het procesdossier van [geïntimeerde] ontbrekende memorie van grieven d.d. 15 mei 2012 geput uit het procesdossier van [appellanten]. Aangezien in beide procesdossiers de memorie van antwoord ontbreekt, heeft het hof op dat punt geput uit zijn griffiedossier.

    De verdere beoordeling

    Toelaatbaarheid memorie van grieven d.d. 15 mei 2012

    1 [geïntimeerde] heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT