Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 19 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 19 december 2012

Zaaknummer : 200.108.337/01

Rekestnummer rechtbank : F2 RK 11-71

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. A. Harent te Dordrecht,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [X] (Oostenrijk),

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. J. van Dijk te Oud-Beijerland.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 14 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 maart 2012 van de rechtbank Rotterdam.

De moeder heeft op 30 juli 2012 een verweerschrift ingediend.

De zaak is op 14 november 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de advocaat van de moeder;

- de heer J. Kuhn namens de raad.

De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de vader heeft ter terechtzitting pleitnotities overgelegd.

Na de zitting is bij het hof niet binnen de afgesproken termijn een nadere reactie van de zijde van de moeder binnengekomen. De griffier heeft hieromtrent inlichtingen ingewonnen bij de advocaat van de moeder die stelt een faxbericht binnen de gestelde termijn te hebben verzonden. In dit bericht is, aldus de advocaat van de moeder, te lezen dat de moeder niet zal medewerken aan een (internationale) mediation.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 14 maart 2011 van de rechtbank Rotterdam en de bestreden beschikking.

Bij tussenbeschikking van 14 maart 2011 heeft de rechtbank de raad verzocht in samenspraak met de Jugendwohlfarht te Imst (Oostenrijk) om onderzoek of andere bemoeienis met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de na te noemen minderjarige, het ouderlijk gezag over de minderjarige en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgangsregeling en tegen de pro formadatum de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:

- het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige) beëindigd en bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan aan de moeder toekomt;

- de bij beschikking van 17 februari 2009 van de rechtbank Rotterdam vastgestelde regeling inzake de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd in die zin, dat de vader het recht op omgang wordt ontzegd.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

  1. In geschil zijn:

    - de hoofdverblijfplaats van, alsmede het gezag over de minderjarige, en

    - de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (ingeval sprake is van gezamenlijk gezag), dan wel het vast- stellen van een omgangsregeling (ingeval het gezag alleen aan de moeder toekomt) en de daarmee samenhangende reiskosten.

  2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, primair de inleidende verzoeken van de moeder alsnog af te wijzen;

    subsidiair de verzoeken van de vader in eerste aanleg, inhoudende:

    - dat de moeder binnen vier weken na de in deze te wijzen beschikking met de minderjarige dient terug te keren naar [woonplaats], op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, voor iedere dag dat zij hiermee in strijd handelt, en

    - dat het gezag over de minderjarige alleen aan de vader toekomt,

    - dat, indien de moeder binnen de gestelde termijn niet is teruggekeerd, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, en

    - dat het gezag over de minderjarige alleen aan de vader toekomt,

    alsnog toe te wijzen, en

    meer subsidiair een omgangsregeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT