Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 18 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector belastingrecht

nummer 11/00037

uitspraakdatum: 18 december 2012

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 december 2010, nummer AWB 08/2793 IB/PVV, in het geding tussen de Inspecteur en

de erven X te L, België (hierna: belanghebbenden)

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1 Aan X (hierna: X) is voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar binnenlands inkomen uit werk en woning van € 250.956 en een belastbaar binnenlands inkomen uit sparen en beleggen van € 37.008. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 14.165.

    1.2 Op het bezwaarschrift van X heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.

    1.3 X is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 december 2010 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar binnenlands inkomen uit werk en woning van € 12.288 en een belastbaar binnenlands inkomen uit sparen en beleggen van € 37.008, de beschikking heffingsrente, naar het Hof begrijpt, dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van X alsmede gelast dat de Inspecteur het griffierecht aan X vergoedt.

    1.4 De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. X heeft een verweerschrift ingediend.

    1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft en de brief van de gemachtigde van belanghebbenden van 10 oktober 2012, waarin hij heeft meegedeeld dat X is overleden en dat belanghebbenden de procedure voortzetten.

    1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2012 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A als gemachtigde van belanghebbenden, alsmede B namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. drs. C.

    1.7 Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

    1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

  2. De vaststaande feiten

    2.1 X is geboren op 9 februari 19.. en is op 8 september 20.. overleden. Hij is vanaf 1968 directeur en enig aandeelhouder van D bv (hierna: de bv), gevestigd te L. X en de bv hebben in 1973 een pensioenovereenkomst gesloten. De bv heeft het pensioen in eigen beheer opgebouwd, waarvan zij de opbouw op 22 april 1985 heeft beëindigd.

    2.2 In 1987 is X geëmigreerd naar Z, België. Per 20 december 1994 heeft een waardeoverdracht van het pensioen plaatsgevonden aan E nv gevestigd te M (hierna: de verzekeraar). Voor de afkoop van de aanspraak op pensioen bij de bv en de verwerving van een nieuwe aanspraak op pensioen bij de verzekeraar heeft de Verzekeringskamer per brief van 23 december 1994 ontheffing verleend van artikel 16, onderdeel c, van de Pensioen- en Spaarfondsenwet. X is in de pensioenpolis (hierna: de polis) van 30 december 1994 als verzekeringnemer, verzekerde en begunstigde aangewezen. De polis heeft als expiratiedatum 1 maart 2003 en geeft bij in leven zijn van de verzekerde recht op een kapitaalsuitkering van BEF 9.627.848. Bij vooroverlijden van de verzekerde vindt een uitkering ter grootte van de door de bv gestorte premie plaats. In de polis zijn de volgende bijzondere clausules opgenomen:

    “In afwijking van de algemene en de bijzondere voorwaarden zullen de kapitaalsuitkeringen krachtens deze verzekering niet in kontanten worden uitgekeerd, maar worden aangewend voor de aankoop van een ouderdoms- en/of weduwenpensioen in de zin van artikel 11, derde lid van de Wet op de loonbelasting 1964 van Nederland.

    Ongeacht het gekozen rechtsstelsel zijn ten aanzien van deze verzekeringsovereenkomst in ieder geval de regelen verzekeringsovereenkomsten nederlandse pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.”

    2.3 Tot de gedingstukken behoort een ongedateerde brief met de kop “CONCEPT”, gericht aan de verzekeraar en ondertekend door X, zijn echtgenote en zijn kinderen. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

    “Hierbij vragen wij u om in bovengenoemde polis de pensioenclausule te schrappen.

    Tegelijkertijd opteren wij voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT