Voorlopige voorziening van Rechtbank Maastricht, Voorzieningenrechter, 28 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK MAASTRICHT

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 12 / 2161

Uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoeksters 1 t/m 5], verzoeksters,

en

de raad van de gemeente Heerlen, verweerder.

Datum bestreden besluit: 4 december 2012

Kenmerk: 2012/34790

Procesverloop

Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder een aantal artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen (hierna: APV) gewijzigd vastgesteld en bepaald dat deze wijzigingen per 1 januari 2013 van kracht worden.

Verzoeksters hebben bij verweerder een bezwaarschrift doen indienen tegen dit besluit. Voorts is de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht ter zake een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), te treffen. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. R.W.J.L. Loonen, advocaat te Heerlen.

Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben ingezonden.

Overwegingen

  1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb – voor zover hier van belang – kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.

  2. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen als hij kennelijk onbevoegd is, of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich met betrekking tot het onderhavige verzoek een situatie als bedoeld in voormelde bepaling voor, waartoe wordt overwogen als volgt.

  3. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de eerste twee in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan, nu namens verzoeksters bezwaar is gemaakt tegen verweerders besluit ter zake waarvan een voorlopige voorziening is gevraagd en (de rechtsopvolger van) deze rechtbank bevoegd kan worden geacht om van de (mogelijke) hoofdzaak kennis te nemen. Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT