Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 20 de Diciembre de 2012
Datum uitspraak | 20 de Diciembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
11/1370 AW, 11/7329 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 januari 2011, 10/2160 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Veiligheid en Justitie, thans de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (appellant)
[A. te B. ] (betrokkene)
Datum uitspraak: 20 december 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.H.M. Klerks een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft naar aanleiding van vragen van de Raad het hoger beroep nader toegelicht en bij besluit van 14 december 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens betrokkene heeft mr. K. ten Broek een zienswijze op het besluit van 14 december 2011 gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J. Kleine. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. K. ten Broek.
OVERWEGINGEN
-
Betrokkene is vanaf 1 maart 2001 bij [werkgever] aangesteld geweest en met ingang van 16 mei 2009 ontslagen. Vanaf 8 maart 2003 tot aan de ontslagdatum is betrokkene (gedeeltelijk) met ziekteverlof geweest. Bij het einde van betrokkenes dienstverband is haar onder toezending van de verlofkaarten over 2005, 2006 en 2007 bericht dat een verlofsaldo van 150 uur zal worden uitbetaald. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 februari 2010 ongegrond verklaard.
-
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 februari 2010 vernietigd, verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en bepalingen gegeven inzake proceskosten en griffierecht. Kort samengevat zag de rechtbank niet een jegens betrokkene genomen (in rechte onaantastbaar) besluit met betrekking tot de beëindiging van de opbouw van vakantie-uren na 26 weken van arbeidsongeschiktheid. Voorts achtte de rechtbank het besluit van 11 februari 2010 in strijd met artikel 7 van de Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad (Richtlijn 2003/88) alsmede met onder meer het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans Hof van Justitie van de Europese Unie; hierna: Hof) van 20 januari 2009, Schultz-Hoff e.a., LJN BH0693, NJ 2009, 252 (en niet gepubliceerd onder nummer LJN BK4648, zoals in de aangevallen uitspraak is vermeld). Met afwijzing van het beroep van appellant op...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT