Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, Sector kanton, 21 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK UTRECHT

sector handel en kanton

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 839370 UE VERZ 12-1566 MJ(4221)

beschikking van 21 december 2012

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verder ook te noemen [verzoekster],

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. J.C. Noordenbos,

tegen:

de naamloze vennootschap

De Koninklijke Nederlandse Munt N.V.,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen KNM,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. N.T.A. Zeeuwen.

  1. Het verloop van de procedure

    [verzoekster] heeft een verzoekschrift met producties ingediend, strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met KNM onder toekenning van een vergoeding aan haar.

    KNM heeft een verweerschrift met producties, tevens een zelfstandig verzoek strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ingediend.

    De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2012.

    Partijen hebben hun standpunten, KNM mede aan de hand van pleitaantekeningen, toegelicht.

    Hierna is uitspraak bepaald.

  2. De feiten

    2.1. [verzoekster], thans 54 jaar oud, is op 27 mei 2002 in dienst van KNM getreden in de functie van medewerker assemblage. Voordien was zij in die functie als uitzendkracht werkzaam sedert 17 oktober 2001. Haar bruto maandsalaris bedraagt € 2.225,-. Op 2 maart 2009 heeft zij zich ziek gemeld.

    2.2. In de door bedrijfsarts Vroegop opgestelde probleemanalyse van 24 april 2009 is te lezen dat er sprake is van toegenomen beperkingen in het gebruik van arm en hand en dat [verzoekster] als gevolg daarvan tijdelijk niet in staat is haar werk te verrichten. De bedrijfsarts maakt er ook melding van dat [verzoekster] een probleem in de werksituatie ervaart.

    In de periodieke evaluatie van 15 mei 2009 door de bedrijfsarts wordt vastgesteld dat geen sprake is van vooruitgang. De bedrijfsarts adviseert een multidisciplinair onderzoek uit te voeren, zodat er duidelijkheid komt over de begeleiding en verwachting. In dit verslag is niet te lezen dat er (nog steeds) sprake is van een probleem in de werksituatie.

    2.3. KNM verneemt van de bedrijfsarts dat [verzoekster] gedurende maximaal 1,5 tot 2 uur in niet-repeterend en niet-belastend werk (“capselen van munten”) kan worden ingezet.

    Op 19 mei 2009 start [verzoekster] met simpel en niet-belastend werk gedurende 1,5 tot 2 uur per dag op de afdeling Assemblage. In een interne e-mail van 29 mei 2009 stelt het hoofd productie van KNM, [A], dat met [verzoekster] afgesproken is dat zij de volgende week 3 uur gaat werken. [A] meldt dat hij daarna streeft naar een week met halve dagen, gevolgd door een week met hele dagen.

    In de periodieke evaluatie van 10 juni 2009 stelt de bedrijfsarts vast dat er sprake is van een toename van klachten ten gevolge van het aangeboden werk dat niet (volledig) voldeed aan de beperkingen. De bedrijfsarts adviseert afspraken te maken en geeft aan dat de prognose onduidelijk is.

    2.4. Op 12 juni 2009 is nogmaals geprobeerd [verzoekster] in te zetten voor het capselen van munten, maar [verzoekster] viel meteen uit.

    2.5. In de periodieke evaluatie van 23 juli 2009 stelt de bedrijfsarts vast dat [verzoekster] nu ernstig beperkt is in het gebruik van beide armen en herhaalt zijn advies een multidisciplinair onderzoek te laten verrichten. In de evaluatie is te lezen dat [verzoekster] in de maanden maart en juni 2009 gedeeltelijk (50% respectievelijk 10%) heeft gewerkt.

    In de periodieke evaluatie van 11 september 2009 wordt gemeld dat er geen sprake is van structurele vooruitgang en dat de mogelijkheden van werkhervatting afhangen van de passendheid van de geboden werkzaamheden. Tevens wordt een multidisciplinair onderzoek geadviseerd en een gesprek over werkhervatting tussen [verzoekster] en KNM.

    2.6. In de periodieke evaluatie van 10 november 2009 wordt vastgesteld dat geen sprake is van verbeteringen en dat mogelijkheden voor werkhervatting aanwezig zijn ‘op geleide van de beperkingen’; de prognose blijft onveranderd onduidelijk. Dit wordt herhaald in de eerstejaarsevaluatie van 22 januari 2010, waarin tevens wordt gemeld dat waarschijnlijk in maart 2010 een medische ingreep zal plaatsvinden. De prognose is dat [verzoekster] na de medische ingreep nog vier tot zes maanden voor herstel nodig heeft, zodat arbeidsdeskundig onderzoek volgens de bedrijfsarts nog niet nodig is. In het verslag is te lezen dat KNM enigszins bezorgd is over de herstelmogelijkheid in eigen werk.

    2.7. Bij brief van 14 juni 2010 deelt bedrijfsarts [B] KNM mee dat [verzoekster] haar werk per 14 juni 2010 voor halve dagen zal hervatten. [verzoekster] was het met dit oordeel van de bedrijfsarts niet eens en heeft op 3 augustus 2010 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. In afwachting daarvan heeft [verzoekster] op advies van de bedrijfsarts niet gewerkt.

    2.8. Het deskundigenoordeel van het UWV van 12 oktober 2010 luidt dat [verzoekster] niet geschikt is voor het eigen werk in de volle omvang onder verwijzing naar het rapport van de arbeidsdeskundige Heije van het UWV van 8 oktober 2010. Deze arbeidsdeskundige concludeert dat het eigen werk van [verzoekster] te zwaar is op de onderdelen ‘duwen met grote kracht’ en ‘hoog frequent reiken’ en dat er sprake is van een urenbeperking; de overige onderdelen van haar werk kan [verzoekster] wel doen. De arbeidsdeskundige merkt op dat het terecht is en ook noodzakelijk dat KNM activiteiten op het gebied van spoor 2 ontplooit, maar dat [verzoekster] daar “niets blij mee is” en dat [verzoekster] tijdens het bespreken van die noodzaak heeft aangegeven het er niet mee eens te zijn en de kamer heeft verlaten.

    2.9. Bedrijfsarts [B] heeft daarop een actueel oordeel van 5 november 2010 opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat [verzoekster] niet meer geschikt is voor haar eigen werk, dat KNM geen passende werkzaamheden voor haar heeft en dat er nu een re-integratietraject 2e spoor gaat lopen.

    2.10. KNM schrijft bij brief van 15 november 2010 aan [verzoekster] dat zij het re-integratiebureau USG Restart heeft ingeschakeld om het re-integratietraject 2e spoor te starten. KNM maakt in de brief melding van de telefonische mededeling van de dochter van [verzoekster] dat [verzoekster] het niet eens is met het deskundigenoordeel van het UWV en een tweede deskundigenoordeel zal vragen en dat zij niet wil starten met de re-integratie 2e spoor. De dochter meldt dat [verzoekster] van mening is dat KNM onvoldoende heeft gedaan aan haar re-integratie binnen KNM. KNM deelt in de brief mee dat zij niet instemt met het verzoek tot uitstel van het starten van het 2e spoor traject en spreekt [verzoekster] aan op het verlenen van haar medewerking daaraan.

    2.11. Bij e-mailbericht van 16 november 2010 zegt [verzoekster] haar medewerking toe.

    2.12. USG Restart stelt op 26 november 2010 een intakerapport op waarin onder meer is te lezen:

    “Haalbaarheid re-integratie

    Er zijn geen passende functies genoemd in de arbeidsdeskundige rapportages. De combinatie van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT