Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 15 de Enero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.087.434/01

arrest van 15 januari 2013

in de zaak van

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellante in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

hierna aan te duiden als [Nicht],

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,

tegen:

[Y.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

hierna aan te duiden als [tante],

advocaat: mr. S.H. Broers te ‘s-Hertogenbosch,

als vervolg op de door het hof gewezen arresten van 29 november 2011 en 15 mei 2012 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder nummer 207302/HA ZA 09-1418 gewezen vonnissen van 28 april 2010, 26 januari 2011 en 9 februari 2011.

  1. Het arrest van 15 mei 2012

    Bij het arrest van 15 mei 2012 heeft het hof:

    - [nicht] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beroepen vonnissen voor zover die vonnissen gewezen zijn tussen haar en [oom];

    - [nicht] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [oom] veroordeeld.

    In zoverre is dat arrest een eindarrest.

    Verder heeft het hof bij het arrest van 15 mei 2012 de zaak in het incident en in de hoofdzaak ten aanzien van [tante] naar de rol verwezen voor beraad aan de zijde van [nicht].

    In zoverre is het arrest een tussenarrest.

  2. Het verdere verloop van de procedure

    In het incident en in de hoofdzaak

    [nicht] heeft vervolgens pleidooi gevraagd. Dat pleidooi is gehouden op woensdag 31 oktober 2012. Namens [nicht] heeft mr. M.S. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota. Namens [tante] is het woord gevoerd door mr. S.H. Broers en mr. J. Diks, beiden advocaat te ’s-Hertogenbosch. Na afloop van het pleidooi hebben de partijen uitspraak gevraagd op de vooraf toegezonden kopieën van de gedingstukken.

  3. De verdere beoordeling

    In het incident en in de hoofdzaak

    9.1.Bij het tussenarrest van 15 mei 2012 heeft het hof [nicht] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beroepen vonnissen voor zover die vonnissen gewezen zijn tussen haar en [oom] (hierna: [oom]). Bij gelegenheid van het pleidooi hebben partijen meegedeeld dat tegen dit arrest geen rechtsmiddel is aangewend. Dat het hoger beroep van [nicht] ten aanzien van [oom] niet-ontvankelijk is, is daarmee definitief.

    9.2.1.Het hof moet nu oordelen over het beroep dat [tante] heeft gedaan op de zogenoemde exceptio plurium litis consortium.

    9.2.2.[tante] heeft ter onderbouwing van dat beroep aangevoerd dat de procedure in hoger beroep een processueel ondeelbare rechtsverhouding tot voorwerp heeft zodat het noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen hetzelfde luidt. Aangezien de door de rechtbank genomen beslissingen tussen [nicht] en [oom] bij gebreke van een tijdig hoger beroep onherroepelijk zijn komen vast te staan, kan over diezelfde rechtsverhouding tussen [nicht] en [tante] niet meer anders beslist worden, aldus [tante]. [tante] concludeert dat om deze reden het door [nicht] ingestelde hoger beroep ook ten aanzien van haar, [tante], niet-ontvankelijk moet worden geacht.

    9.2.3.Het hof overweegt hierover het volgende. Indien tussen drie personen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding (een rechtsverhouding ten aanzien waarvan het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin luidt) en daarover door een van de personen als eiser tegen de andere twee betrokkenen als gedaagden wordt geprocedeerd, brengt de omstandigheid dat het hoger beroep door de eiser/appellant ten aanzien van één van die gedaagden/geïntimeerden te laat is ingesteld, mee dat ook het hoger beroep tegen de andere gedaagde/geïntimeerde niet-ontvankelijk moet worden geacht. Dit is vaste rechtspraak (zie onder meer Snijders/Wendels, Civiel Appel, 4e druk 2009, blz. 104, nr. 109).

    9.2.4.Het hof moet daarom in dit geval onderzoeken of (en zo ja, in hoeverre) het door [nicht] ingestelde hoger beroep betrekking heeft op een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Daarbij is van belang dat het geschil in eerste aanleg tussen partijen, voor zover thans nog van belang, met name betrekking had op de navolgende vragen:

    1. Welke vordering heeft [nicht] bij wege van plaatsvervulling (art. 4:12 BW) ter zake de in de artikelen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT