Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 19 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/480359-06

RK: 12/3247

BESCHIKKING

op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet) van:

[veroordeelde],

geboren te [plaats] op [1952],

te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsvrouw,

mr. B.G.M.C. Peters, Tweede Boerhaavestraat 46, 1091 AN te Amsterdam,

verder te noemen veroordeelde.

Procesgang

Het bezwaarschrift is op 1 mei 2012 bij akte ter griffie van deze rechtbank ingediend.

De rechtbank heeft op 27 juli 2012 veroordeelde, haar raadsvrouw en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.

Op 10 augustus 2012 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gewezen, de behandeling in raadkamer heropend en de behandeling van het bezwaarschrift naar de raadkamerbehandeling van een meervoudige kamer verwezen.

De rechtbank heeft op 5 december 2012 de raadsvrouw van veroordeelde en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in besloten raadkamer gehoord. Veroordeelde is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Beoordeling

Uit de stukken van het dossier en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.

- Feiten -

Bij bevel van 8 maart 2012 heeft de officier van justitie bepaald dat van veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ter bepaling en verwerking van haar DNA-profiel. Op 18 april 2012 is celmateriaal afgenomen. Het bezwaarschrift is op 1 mei 2012 ter griffie van deze rechtbank ingediend, derhalve binnen de in artikel 7 van de Wet genoemde termijn van veertien dagen na de dag waarop celmateriaal is afgenomen. Veroordeelde kan in zoverre worden ontvangen in haar bezwaar.

Als grondslag van het bevel heeft gediend het vonnis van 27 juli 2011 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij veroordeelde ter zake van medeplegen van in strijd met een haar mededader bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar mededaders recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking (artikel 227b Wetboek van Strafrecht (Sr)) is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

- Standpunt van de verdediging -

Het bezwaarschrift is gericht tegen het bepalen van het DNA-profiel van veroordeelde en de opname daarvan in de DNA-databank. De raadsvrouw van veroordeelde heeft in raadkamer van 27 juli 2012 en 5 december 2012 ter aanvulling op het bezwaarschrift aan de hand van schriftelijke pleitnotities - kort samengevat - aangevoerd dat het feit waarvoor veroordeelde is veroordeeld naar zijn aard geen misdrijf betreft waar DNA-onderzoek bij de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van betekenis zal kunnen zijn. DNA-onderzoek kan bij de opheldering van feiten als steunfraude geen enkele rol spelen. De wetgever heeft een dergelijk feit van toepassing van de Wet willen uitsluiten. De raadsvrouw heeft verschillende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT