Eerste aanleg - enkelvoudig van Centrale Raad van Beroep, 24 de Enero de 2013

Datum uitspraak24 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/1010 WUV

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

[A. te B. ] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)

Datum uitspraak: 24 januari 2013

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 januari 2012, kenmerk BZ01395133 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012. Daar is appellant verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Appellant, geboren in 1938, is erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Aanvaard is dat zijn psychische klachten in causaal verband staan met de vervolging. In de loop der tijd zijn aan appellant voorzieningen op grond van de Wuv toegekend zoals een vergoeding voor huishoudelijke hulp en tegemoetkomingen voor vervoer voor het onderhouden van sociale contacten, extra vakantie en telefoonkosten.

    1.2. In juni 1994 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van appellant om hem in aanmerking te brengen voor een vergoeding voor de aanschaf van een auto. Eenzelfde verzoek heeft verweerder afgewezen bij besluit van 31 januari 2000, na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 april 2000. In dat verband is overwogen dat niet is gebleken dat bij appellant sprake is van een totale beperking voor het gebruik van het openbaar vervoer.

    1.3. Bij brief van 21 juli 2011 heeft appellant opnieuw om een vergoeding voor de aanschaf van een auto gevraagd. Verweerder heeft bij besluit van 24 oktober 2011, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, ook dit verzoek afgewezen op de grond dat niet is gebleken dat appellant met geen enkele vorm van openbaar vervoer kan reizen.

  2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

    2.1. Voor het toekennen van een voorziening voor de aanschaf van een auto hanteert verweerder in het kader van artikel 20 van de Wuv het vereiste dat er sprake moet zijn van een absolute verhindering ten gevolge van causale aandoeningen om van het openbaar vervoer (trein, tram, bus en metro) en van de taxi gebruik te kunnen maken. Om in het kader van artikel 21 van de Wuv in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT