Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Oost-Brabant, 25 de Enero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Oost-Brabant

RECHTBANK OOST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/3654

uitspraak van de meervoudige kamer 25 van januari 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: B.J.J. van Venrooij),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2011 heeft verweerder bepaald dat eiseres aan hem vergoedingen moet betalen van in totaal

€ 11.943,17, omdat is afgeweken van de voorwaarden voor het recht op uitkering deeltijd WW.

Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 16 oktober 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

  1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

  2. Op 4 januari 2010 heeft eiseres op grond van het Besluit deeltijd WW tot het behoud van vakkrachten van 31 maart 2009 (Stcrt. 2009, 64) (Besluit deeltijd WW tot het behoud van vakkrachten) verweerder verzocht om de werktijd van vijf werknemers te verkorten met 50%. Verweerder heeft de gevraagde deeltijd WW toegekend over de periode 4 januari 2010 tot en met 4 april 2010 (eerste periode). Eiseres heeft op 2 april 2010 voor dezelfde werknemers een verlenging van de deeltijd WW aangevraagd met een verkorting van de werktijd met 20%. Verweerder heeft deze verlenging toegekend voor de periode 5 april 2010 tot en met 4 juli 2010 (verlengde periode). Tijdens de verlengde periode heeft eiseres verweerder verzocht om de deeltijd WW stop te zetten, aangezien haar werknemers inmiddels weer voltijds aan het werk waren.

  3. Zowel ten behoeve van de toekenning van de deeltijd WW over de eerste periode van 13 kalenderweken als over de verlenging van de deeltijd WW voor eveneens 13 kalenderweken heeft eiseres voor elke betrokken werknemer het formulier Werkgeversverklaring vergoeding WW ondertekend. In de verklaringen heeft eiseres zich verbonden om aan verweerder een vergoeding te betalen indien zich (ten minste) één van de zes in de werkgeversverklaring opgenomen en nader omschreven situaties voordoet.

  4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat de verlengde periode van 5 april 2010 tot en met 4 juli 2010 geen 13 weken heeft geduurd en eiseres dus niet minimaal 26 weken gebruik heeft gemaakt van de deeltijd WW, zodat de vergoeding van totaal € 11.943,17 moet worden betaald. Daarbij heeft verweerder gewezen op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit alsmede op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT