Raadkamer van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 8 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

datum uitspraak 8 november 2012

GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE

raadkamer

BESCHKKING

gegeven op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 december 2009 op een verzoekschrift, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend door:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1966 te [geboorteplaats] (Turkije),

in deze zaak woonplaats kiezende aan het kantooradres van zijn advocaat mr. A. Verbruggen aan de Sophialaan 9 te Den Haag.

Procesgang

Verzoeker is bij vonnis van de politierechter te

's-Gravenhage van 6 maart 2009 vrijgesproken van het aan hem in zijn strafzaak tenlastegelegde.

Bij een op 16 juni 2009 ter griffie van de rechtbank ?s-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker gevraagd hem op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering een bedrag toe te kennen van € 38.678,12 als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in zijn strafzaak, alsmede een bedrag van € 275,- als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen en indienen van een verzoekschrift ex artikel 591a jo artikel 89 van het Wetboek van Straf-vordering, dan wel een bedrag van € 540,- in het geval van een mondelinge behandeling van dat verzoekschrift in raadkamer.

De rechtbank ?s-Gravenhage heeft bij beschikking van 10 november 2009 aan verzoeker een bedrag toegekend van

€ 25.000,- als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en een bedrag van € 540,- als vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoek-schriftprocedure, derhalve in totaal een bedrag van € 25.540,-.

Namens verzoeker is op 11 december 2009 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.

Het hof heeft dit hoger beroep op 26 augustus 2010 in raadkamer behandeld in aanwezigheid van de verzoeker, diens advocaat mr. Verbruggen en de advocaat-generaal

mr. Plas.

Ter terechtzitting in raadkamer van 26 augustus 2010 heeft de advocaat van verzoeker in raadkamer het bedrag waarvan vergoeding wordt verzocht nader gesteld op € 38.157,37, te vermeerderen met een bedrag van € 540,- in verband met de kosten voor rechtsbijstand voor de behandeling van het verzoekschrift in hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft op die terechtzitting in raadkamer van 26 augustus 2010 geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.

Na sluiting van het onderzoek heeft het hof bij tussen-beschikking van 9 september 2010 het onderzoek heropend en geschorst op grond van het oordeel dat het onderzoek in raadkamer van 26 augustus 2010 niet volledig is geweest.

Het hof heeft hiertoe overwogen:

Tijdens het onderzoek in raadkamer is gebleken dat de gemeente 's-Gravenhage een civiele vordering tegen onder andere verzoeker heeft ingediend, strekkende tot vernietiging van de rechtshandeling die ten grondslag ligt aan de betaling door de gemeente aan verzoeker van de verbouwingskosten van een portocabin voor een bedrag van € 98.279,72. De gemeente heeft deze vordering gebaseerd op de stelling dat de facturen van die verbouwingskosten zijn vervalst omdat de gefactureerde werkzaamheden nooit zijn verricht en dat verzoeker daarvan wetenschap had, zodat verzoeker -door het opzettelijk bij de gemeente indienen van die vervalste facturen- ten opzichte van de gemeente bedrog heeft gepleegd, in die zin dat de gemeente daardoor is bewogen die facturen te voldoen.

De feitelijke handelingen van verzoeker, die door de gemeente in de hierboven bedoelde civiele procedure als bedrog zijn aangeduid, zijn onder meer de handelingen die deel uitmaken van het feitencomplex, dat ten grondslag heeft gelegen aan hetgeen verdachte in zijn strafzaak werd verweten en waarvan hij is vrijgesproken bij vonnis van de politierechter te

's-Gravenhage van 6 maart 2009.

Bij vonnis van 24 maart 2010 met zaaknummer/rolnummer 297183/HA ZA 07-3282 heeft de rechtbank te 's-Gravenhage

vastgesteld, dat de hiervoor bedoelde facturen waren vervalst omdat de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden niet waren verricht en dat verzoeker, door niettemin deze facturen bij de gemeente 's-Gravenhage in te dienen terwijl hij moest weten dat die facturen waren vervalst, die gemeente ertoe heeft bewogen tot betaling over te gaan. De rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT