Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 29 de Enero de 2013

Datum uitspraak29 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

29 januari 2013

Strafkamer

nr. S 11/01286

SLU

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 februari 2011, nummer 20/002045-10, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.M. Brouwers, advocaat te Horst, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

  2. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  3. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 29 januari 2013.

    Nr. 11/01286

    Mr. Aben

    Zitting: 27 november 2012

    Conclusie inzake:

    [Verdachte]

  4. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 16 februari 2011 de verdachte wegens "overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren.

  5. Namens de verdachte heeft mr. S.R. Baetens, advocaat te Veldhoven, beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. C.M. Brouwers, advocaat te Horst, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.

  6. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende met redenen omkleed, het preliminaire verweer betreffende de betekening van de inleidende dagvaarding heeft verworpen.

  7. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

    (i) De akte van uitreiking gehecht aan de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de rechtbank te Roermond van 23 april 2010 houdt in dat die dagvaarding op 25 maart 2010 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] in [plaats A] en vervolgens - na niet te zijn afgehaald op het postkantoor - op 8 april 2010 is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, waarbij is voldaan aan de vijf-dagentermijn.(1) Deze akte vermeldt voorts dat op 8 april 2010 een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar voornoemd adres van de verdachte.

    (ii) Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 april 2010 houdt in dat de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen(2) en dat de rechtbank op vordering van de officier van justitie verstek heeft verleend tegen de verdachte. Vervolgens heeft de behandeling van de zaak plaatsgevonden en is de verdachte bij vonnis van 7 mei 2010 veroordeeld.(3)

    (iii) Namens de verdachte heeft mr. E.H.J. Plass, advocaat te Horst, op 19 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank van 7 mei 2010.

    (iv) Zowel de verdachte als diens raadsman (mr. C.M. Brouwers, advocaat te Horst) zijn op de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2011 verschenen.

  8. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bij wijze van preliminair verweer(4) betoogd dat de zaak dient te worden teruggewezen naar de rechtbank, omdat de rechtbank niet aan de beslissing over de hoofdzaak had mogen toekomen. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte is niet deugdelijk opgeroepen, althans de dagvaarding, de kennisgeving en de latere brief hebben hem nooit bereikt. De dagvaarding is volgens de akte van uitreiking ook niet in persoon aan hem overhandigd, noch aan een andere persoon op het betreffende adres. De verdachte heeft de betreffende kennisgeving niet ontvangen en daarna is ook niet de juiste procedure gevolgd, nu de griffier de betreffende mededeling niet onverwijld als gewone brief heeft toegezonden naar het adres van de verdachte noch dat heeft aangetekend op de akte van uitreiking. Bovendien kan niet worden aangetoond dat een en ander volgens de regelen der wet is gegaan, dan wel dat een en ander te wijten zou zijn aan de verdachte, aangezien de verdachte uitdrukkelijk betwist dat hij de brief, het afhaalbericht en de latere brief van de griffier heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT