Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 10 de Enero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Enero de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/5431 BELEI

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [plaats],

eiser,

gemachtigde mr. T.G.M. Gersjes,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. W.D. de Vos.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om schadevergoeding afgewezen.

Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2012.

Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder verschenen [A], medewerker van Waternet.

Daarnaast zijn als informant verschenen twee voormalige collega’s van eiser, [B] en [C].

Bij beslissing van 24 mei 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen één van zijn stellingen nader te onderbouwen. Bij brieven van 18 juni 2012, 2 oktober 2012 en 30 oktober 2012 heeft eiser een nadere onderbouwing overgelegd. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brieven van 19 juli 2012 en 29 oktober 2012.

Nadat partijen toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Feiten en standpunten van partijen

    1.1. Eiser was van 1 september 1989 tot 1 december 2007 werkzaam in vaste dienst als brug - en sluiswachter bij de Dienst Binnenwaterbeheer, de voorganger van het huidige Waternet.

    1.2. Eiser raakte op 3 mei 2006 tijdens werktijd betrokken bij een ongeval terwijl hij op een dienstsnorfiets reed. Daarbij botste een fietser, die op de verkeerde weghelft reed, frontaal tegen eiser.

    1.3. Bij brief van 20 augustus 2008 heeft eiser verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die hij ondervond en nog zal ondervinden ten gevolge van het ongeval met de snorfiets. Eiser verwijt verweerder dat het ongeval niet direct gemeld is bij de verzekeraar van verweerder, VGA Verzekeringen. Verweerder heeft bij brief van 8 september 2008 te kennen gegeven dat als gevolg van het niet melden van het ongeval bij VGA Verzekeringen (hierna VGA), verweerder hooguit zelf de schade zal moeten vergoeden, maar dat dit voor eiser geen consequenties heeft. Van schade is volgens verweerder niet gebleken. Bij brief van 24 februari 2009 heeft eiser verweerder nogmaals aansprakelijk gesteld. VGA heeft eiser bij brief van 25 maart 2009 kenbaar gemaakt dat verweerder niet aansprakelijk is voor het ontstaan en de gevolgen van het ongeval. Bij brief van 29 april 2009 heeft eiser verweerder nogmaals aansprakelijk gesteld. Bij brief van 13 mei 2009 heeft VGA eiser meegedeeld dat verweerder niet aansprakelijk is.

    1.4. Bij brief van 15 november 2010 heeft eiser verweerder verzocht een zuiver schadebesluit te nemen waarin verweerder aansprakelijkheid erkent voor de door het ongeval op 3 mei 2006 door eiser geleden schade en verweerder tot vergoeding van de schade overgaat. In het verzoek heeft eiser aangegeven dat de invaliditeitsuitkering die hij heeft ontvangen op basis van de collectieve ongevallenverzekering geenszins de geleden en te lijden schade dekt, die van zowel materiële als immateriële aard is. Aan schade resteert concreet en voornamelijk verlies arbeidsvermogen en verlies zelfwerkzaamheid en immateriële schade.

    1.5. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

    1.6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 6 oktober 2011, het primaire besluit gehandhaafd. Er was volgens verweerder geen sprake van een dienstongeval, zoals bedoeld in artikel 7.1 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA), omdat niet is gebleken dat eiser boodschappen heeft gedaan ten behoeve van de dienst. Voorts is er geen direct verband tussen het ongeval en de opgedragen werkzaamheden. Verder is niet gebleken dat eiser ten gevolge van het ongeval zodanig letsel had dat hij zijn functie niet meer kon uitoefenen. Bovendien is een causaal verband tussen dit specifieke ongeval en de eventuele arbeidsongeschiktheid van eiser niet aangetoond. Er is dan ook geen aanspraak ontstaan op de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 7.4 en artikel 7.19 van de NRGA.

    Daarnaast heeft verweerder overwogen dat geen sprake is van schending van de zorgplicht die voortvloeit uit artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verweerder heeft in voldoende mate aan zijn verplichtingen voldaan door de dienstsnorfietsen regelmatig te controleren en te onderhouden. Een kledingvoorschrift is redelijkerwijs niet nodig om de veiligheid van de gebruikers van dienstsnorfietsen te vergroten. Tot slot heeft verweerder te kennen gegeven dat evenmin sprake is van schending van het beginsel van goed werkgeverschap...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT